woensdag 17 april 2013

Een pad loopt altijd ergens naar toe ...



(... en anders zal het wel een kikker zijn)

Vertrek

Charlie Parker zou vandaag jarig zijn geweest – of was het gisteren? Hij zou dan ver in de tachtig zijn geworden, maar hij werd niet ouder dan 36. Hij stierf in 1953 en was helemaal versleten door zijn heroïneverslaving, zijn familie en huishouden en de nachtclub die hij had in New York, Birdland geheten, waar hij iedere nacht speelde. Normale mensen hebben tijdens hun leven genoeg aan één van die dingen; hij deed er drie door elkaar en werd 36. De arts die hem op tafel kreeg, dacht dat hij een man van in de zestig voor zich had liggen ...
Hoe dan ook. We waren pas om een uur of 12 onderweg, omdat we eerst nog langs HS moesten om lesmateriaal langs te brengen. Dat had ik beloofd. Op weg naar Gerlos waren we slimmer geweest dan een jaar geleden richting Nederland – weet je nog toen we terug uit G bij Keulen en Aken beest–ach–tig in de file terecht waren gekomen en dat we toen hadden besloten via Venlo en Eindhoven te rijden? Daar was de file zeker zo erg.
Dat was voor vandaag niet de bedoeling en dus reden we eerst een heel stuk Duitsland in in  plaats van langs de grens te kruipen. Bij Dortmund sloegen we rechtsaf naar beneden en reden in de richting van Würzburg. Een wijs besluit want we konden rustig doorrijden, nergens oponthoud gehad.
We besloten te overnachten in hetzelfde tentje als waar wij begin mei waren geweest, in de nabijheid van Nürnberg. Die mooie grote kamer en dat café–restaurant aan de andere kant van de boerderij. Om ongeveer 19.00 kwamen we er aan. Er stond geen auto of niets op de parkeerplaats, dus er zou wel een kamer over zijn voor twee vermoeide reizigers. Wij dus. Maar al die ruimte op de parkeerplaats was volkomen logisch: nooit zijn ze dicht, helemaal nooit, behalve het weekeinde dat wij voor de deur stonden. Ze bestonden zoveel jaar en waren met een personeelsuitje weg. Toen zijn we maar naar een hotelletje dichter bij de snelweg gereden en hebben we daar gegeten en geslapen. Lämmsbacher Braü, bio–bier, heerlijk spul.

Beursbikers

In het hotelletjes was een clubje woest-ogende bikers neergestreken. Bikers, die vroeger breedlachend hele dorpen verwoestten, “We have come for your daugters!” op hun visitekaartjes, internationale drugshandel, wapenhandel, hier en dar een moord, meer zuipen dan Heineken kan brouwen, onaantastbaar door hun terloops geëtaleerde geweld.
We have come for ...
Hier niet. Hier was alles anders. De Bikers hier hadden het over (1.) pensioenvoorzieningen, (2.) belastingverhogingen, (3.) belastingverlagingen, (4.) de rentevoet, (5.) het stijgen van de aandelenkoersen, (6.) het dalen van de aandelenkoersen, (7.) het nieuwe verfje in de keuken, (8.) het oude verfje in de gang, want dan kon eenvoudigweg niet meer, (9.) de verlaging van werkloosheidsuitkeringen (waar ze achter stonden) en (10.) hoe akelig de wereld tegen ze deed.
Scrabble: M–199|E–249|50 || M-221|E-293|72

München, stad onzer/zonder dromen

Vandaag zijn we eerst naar München geweest, de saaiste stad van het Oostelijk Halfrond. En van het Westelijk. Het is ook een heel gemoedelijke stad, zonder de chaos van bijvoorbeeld Amsterdam.
We hebben Rosie gebeld (unter 32–16–8 / herrscht konjunktur die ganze Nacht) maar ze nam niet op. Te druk waarschijnlijk, misschien was het nog te vroeg en sliep ze nog.
We zijn stomweg richting Stadtmitte gereden en konden daar zonder enige moeite parkeren –  e n   n o g   v o o r   n i k s   o o k ! Onvoorstelbaar op een doordeweekse zaterdag, ook nog eens midden op de dag! Toen we beter keken, hoefde je alleen op doordeweekse maandagen, dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen te betalen.
Je wordt zodanig wantrouwend van zoveel goedertierenheid, dat je steeds denkt, dat je ergens het bord met de wegsleepregeling hebt gemist. De helft van de tijd die je aan het bezoeken van de stad wil besteden, ben je – al dan niet bewust - op zoek naar dat bordje ...
“We hebben dat ding toch niet gemist, hè?”
“Volgens mij niet.”
“Ik vertouw het niet – zullen we nog een keer kijken?”
“Okay, dat kan ons net een vette boete schelen.” Enzovoorts, enzoverder.
München dus. Een niet zo oude stad, zo’n 100 jaar ouder dan Amsterdam. Overal van die kerken met een ui erop, maar zonder de winterpeen.  Vroeger lazerden de paarden steeds uit die kerktorens omdat ze die winterpenen wilden opbikken.  We  besloten van één van die kerken te bezoeken, de Dominicaner Kirche. Wat een afgrijselijk ding was dat! Wat afzichtelijk! Geel van buiten en van binnen helemaal versierd met kleine, bolbuikige engerdjes met vleugeltjes, druiventakken, pilaren zonder ook maar één stukje rust of kaalte, nergens ook maar een stukje muur zonder tierelantijntjes! In feite was het een kerk die gebouwd werd om te laten zien hoe geweldig rijk, geweldig machtig en geweldig geweldig de Beierse koning van dat moment, Lüdwig I, wel niet was. Als ik het me het goed herinner, was hij hoofdzakelijk volkomen gestoord ...
We zijn langs de kroeg gelopen, de Ratskeller, waar Hitler in 1923 zijn eerste revolutie probeerde uit te voeren. De kroeg bestaat nog steeds, vreemd, okay, maar ik bedacht me dat het niet aan de Ratskeller lag dat Hitler en zijn foute vriendjes van daaruit hun plannen ten uitvoer wilden brengen. De kroeg was onschuldig.

Beieren – Bad Tölz – Gerlos

Om een uur of 13.00 reden we de stad weer uit, verjaagd door alle ingeslapen kleinburgerlijkheid. En op de snelweg naar Rosenheim stonden we alsnog he–le–maal vast. Kilometers file. En waarom? Waarom moest iedereen naar Rosenheim? Wat was daar te doen? Werd er een nieuwe touwslagerij geopend en wilde niemand het uitdelen van gratis eindjes touw missen? Geen idee.
Na een uurtje bakken en braden in de zon konden we de snelweg af. We hadden besloten met de kaart in de hand door de bergen te rijden. Dat viel inderdaad mee, we konden aardig doorrijden. Natuurlijk tref je ook hier op een warme zaterdagmiddag in het hooggebergte bejaarden die het ootootje uitlaten. Zo ook voor ons. Iedere bocht werd met 40 doorgekropen, paniek bij iedere tunnel, wat een getrut!
In Bad Tölz vonden we een supermarkt – ideaal want we moesten nog boodschappen doen. Naast de supermarkt een fraai tentje waar ze heerlijk tapbier hadden, Augustiner Braü. Duitsland, weet je wel? Na Bad Tölz hebben we grofweg dezelfde weg gereden als in mei, langs Tegernsee. Maar goed, om 18.00 waren we op het bedoelde adres in Gerlos aangekomen. Appartement 2. Links is het huis nog steeds niet af (wat doen die gasten de hele dag?!) Het valt me nu op, dat Gerlos een Nederlands dorp in Oostenrijk is. Gele nummerborden waar je kijkt. Scrabble: M–260|E–209|51 || M–351|E–299|52

Inspectie

Deze middag hebben we eerst de landerijen geïnspecteerd. Staan de bergen nog op hun plek? Liggen alle stenen nog zoals we ze in de beken hebben achtergelaten? Is de loop van de beek niet veranderd? Er staat amper water! De beek voor de deur lijkt op de urinestraal van een hoogbejaarde, die ... Toen we er in mei waren, liep er een woeste, nietsontziende bergstroom voor de deur langs, toch? Nou vergeet het maar! De plek waar we al die stenen in de beek hadden gegooid om Het Aanzien van de Wereld (locatie I) te Veranderen, was niet meer terug te vinden.
We zijn toen tegen de bergbeek opgelopen, op zoek naar de waterval waar we uren en uren bezig zijn geweest om Het Aanzien van de Wereld (locatie II) te Veranderen. Onherkenbaar. Alleen de boomstronk met de twee takken die we achter een stel rotsblokken hadden vastgeklemd en die de beek zo effectief blokkeerde, vond ik terug. Verder allerlei onbenullige bouwseltjes, amateuristisch, van kinderen waarschijnlijk, kinderen die de Grote Werken hebben willen imiteren. Waar halen ze het lef vandaan?
We hebben bergpaden afgelopen, gewoon om te proberen. Hier en daar lopen koeien over de paden, op hun dooie gemak. Nergens zijn hekken of zo waar ze achter moeten blijven. Koeien maken hier blijkbaar nog deel uit van het gezin, ze slapen op zolder. En overal waar je komt, ligt koeienflatch. Van die plakkerige bruine, met grassprieten er in en doperwtjes. En koeien, kan ik u melden, zijn doof, net als geiten. Ze lopen de godganse dag met een koeien- dan wel geitenbel om hun nek, die bij iedere stap tekeer gaat. Knetterdoof. Dus als je tegen zo’n beest zegt: “Je mag hier niet schijten!” dan horen ze je niet!
Het is heet in de bergen, vandaag. Ik schat een graad of dertig, misschien wel meer. Je loopt als een paard te zweten als je tegen die kluchten oploopt, om erachter te komen, dat ze nergens naar toe gaan! Fatsoenlijke paden lopen dood op bergen, eindigen in rivieren, beken of grasvelden, en anders wel op omgevallen bomen, afgebroken takken, nekkenbrekers van rotsen midden op het pad ... Niets van dit alles: dit pad liep nergens naar toe. We gingen dus maar weer terug. Dit pad was duidelijk een kikker.

Een Oostenrijks culinair drama in meerdere bedrijven

We zitten laat in de middag op het balkon van het appartement. Flesje rood onder handbereik, Franse kaasjes, sigaar. De Grote Zwarte Woef van rechts vóór ligt braaf te maffen en als hij dat niet doet staat hij braaf te schijten op een grasveld waar de famielje zo meteen gaat BBQ-en.
Het is erg broeierig heet geworden en de lucht betrekt. Het begint kort daarna te spetteren en zo te zien komt er een enorme bak regen over de bergen heen onze kant op zetten. De lucht is helemaal grijs geworden en met een beetje mazzel hebben we vanavond een onweer dat tussen de bergen blijft hangen, waarbij horen en zien je vergaat. In de BBQ-tuin is een man of vijftien bij elkaar, er is een man in een rolstoel bijgekomen en er spelen peuters en kleuters op het grasveld van de Grote Zwarte Woef.
Met de BBQ wil het niet meer zo vlotten. We gaan we maar eens voor zitten. Wij zitten droog, ten slotte. Er is (naast het dreigende onweer) nog een reden te noemen voor het zieltogen van de BBQ-avond: de Vuurmeester. Bij een BBQ is altijd een Vuurmeester. Dat heeft niks met de Avatar te maken, maar met een man – meestal is het een man, een onduidelijke oom of zo – die de Zware Taak op zich heeft genomen om Het Vuur Flink Te Laten Branden. De Vuurmeester is/vind zichzelf Belangrijk. Hij heeft een belangrijke snor en drankoogjes – en opeens zie ik het! De Vuurmeester is de alcoholistische achterneef van de bewoners – in het dagelijks leven Saufen Stephan geheten. Kan niet missen! (Achteraf realiseer ik me, dat het best slim is om juist hem achter de BBQ te zetten. Maak hem Vuurmeester en hij is de rest van de middag onschadelijk! Dan is ‘ie de hele middag gewichtig. Dan doet hij ertoe. Dan is hij belangrijk. Dan loopt ‘ie niet de hele dag misselijke moppen te vertellen, waar zelfs de Grote Zwarte Woef nier meer om kan lachen. Dan kan hij loslopende meiden niet meer in de kont knijpen. Zuipneef Saufen Stephan als Vuurmeester? Geniaal!)
Zuipneef zit op een krakkemikkig plastic stoeltje (“Ach, ik heb niet veel nodig ...”) dat zijn gewicht maar net houdt. Naast hem staat speciaal voor de Vuurmeester een kratje lokaal pils en een fles Obstler, fruitjenever zeg maar. Van alle noodzakelijkheden voorzien is hij niet meer van plan om uit zijn stoel te komen om wat dan ook te doen. Zo zijn Vuurmannen niet. Ze zijn namelijk ... Vuurmannen!
Ik heb nog even een fijn flesje rood uit de keuken gepakt, want het begint zo zachtjes aan echt leuk te worden. De gestaag vallende regen houdt de BBQ kleinvlammig. Maar nu slaan grote steekvlammen de BBQ uit, omdat Saufen Stephan er vanuit zijn plastic stoel met zijn mond Obstler in heeft gespogen. De helft van de jenever ging er naast maar vatte wel vlam, zodat zijn plastic stoel, een tafelkleedje van de zelfde geaardheid en de staart van de Grote Zwarte Woef in de fik vloog. De Vuurmeester gaat er nu toch maar bij staan en wappert fanatiek maar ongecontroleerd met een krantje in het rond. Nu slaan de vlammen nog hoger uit. Een mooi gezicht, iedere keer weer!
Ineens rent hij de keuken (?) in. Het is niet goed te zien, de hele familie staat er omheen te blèren, maar ik denk te mogen concluderen dat zijn wenkbrauwen in de hens waren gevlogen. Kort maar hevig. Woesj! Een poosje later is het vuur van de BBQ weer onder controle. De vlammen zijn verdwenen. Met veel misbaar en gevoel voor theater legt de Vuurmeester, met een verband om de kop, het Eerste Vlees op de BBQ. En ie–der–een komt kijken. Ja, zo’n Vuurmeester kan wat!
Het zeikt nu werkelijk van de regen. Wij zitten nog steeds droog op het balkon, aantekeningenboekje op schoot, een nieuw flesje rood, Franse kaasjes en een sigaar erbij ... De BBQ werd zonet door de Vuurmeester de droogte in gesleept en onder zo’n afdak voor auto’s neergezet. Carport. Precies. Ook de man die we slechts voor de helft konden zien in de elektrische rolstoel, wordt meedogenloos onder het afdak neergezet. Hij sputtert nog wat tegen, maar het helpt hem niets.
Er staan en zitten nu zeker vijftien mensen onder een afdakje op een stukje vloer van misschien vijf vierkante meter. De ene helft van deze ruimte wordt door Saufen Stephan persoonlijk, zijn stoel en zijn BBQ in beslag genomen. De overige ruimte is voor de man in de rolstoel. Verder staan er drie slecht geparkeerde auto’s onder het afdak en nog zeker acht kinderen, volwassenen en de Grote Zwarte Woef. Als die sukkels nou die auto’s er eens uit zouden rijden ...
Het leven op het balkon in Gerlos wordt steeds aangenamer. Vanaf ons balkon kun je zonder hulpmiddelen het huis inkijken. De ramen zijn zo groot en overal aanwezig, dat we denken dat de bewoner ook de architect is, want wie gaat er in godsnaam vrijwillig in zo’n akelige etalage wonen, wie zou zo’n aquarium willen kopen? Je kunt dus het huis inkijken, in meerdere kamers zelfs.
Er komt nu een dikke zwarte walm van de BBQ af, die langzaam maar onverbiddelijk het huis trekt. De flat screen aan de muur, waarop MTV Oostenrijk dag en nacht programma’s over jodelen en het opmaken van bakken met geraniums uitzendt, is nu voor het eerst aan ons zicht onttrokken. Het vlees op de BBQ heeft veel weg van ná een Hindoestaanse ceremoniële lijkverbranding. De familieleden staan rouwend om de vuurstapel heen. De Vuurman neemt verongelijkt nog een biertje–hij kent d’r niks an doen!
De wijn is weer op. Ben zo terug. E houdt de boel in de gaten.
Er is grote paniek uitgebroken. De man in de rolstoel botst tegen iedereen aan. Ik weet niet waar hij last van heeft, maar zou hij ook blind zijn? Daar rost hij de BBQ omver! Geweldig! Er gaan jaren voorbij dat we dit niet meemaken! Slokje, sigaartje erbij ...
Iemand heeft de brandweer gebeld en die komt ta–tu–ta–tu tegen het bergpad opgereden. De brandweerwagen haalt de bocht niet en komt muurvast te zitten tussen het huis links op de hoek en de muur van de tuin van het tegenoverliggende huis. Metaal beschadigd, verf eraf, commandant over de rooie. Waarschijnlijk is de knop om de ta–tu–ta–tu aan en uit te zetten ook gesneuveld, want het ding blijft maar doorblèren. Ambulance en politie komen achter de brandweerwagen stil te staan. Het is mooi dat we zo cool blijven!
Een flesje rood verder mag het pand als zijn verloren worden beschouwd. De stortregen heeft de taak van de brandweer overgenomen, maar doet dit erg amateuristisch. Het schiet niet op. Geamuseerd aanschouwen we het drama op straat. De man in de rolstoel is verdwenen, Grote Zwarte Woef staat twee huizen verderop te blaffen, zijn staart reeds lang geleden door de regen gedoofd. En Saufen Stephan? Ach, weet ik veel. Van E moet ik nu toch echt van de wijn afblijven. Scrabble: M–278|E–289|11 || M–323|E–219|104

HoppHopp!

Om een uur of 12 zijn we dan toch wakker. De wijn, het spektakel voor de deur, de ta–tu–ta–tu’s van de verschillende hulpdiensten die pas diep in de nacht werd uitgezet ... Slopend!
We hadden voor vandaag een stoere boswandeling gepland, vanuit Krimml (da’s geen spelfout), maar als ik zo mijn benen voel, kom ik de trap niet eens af. En we besluiten niks te doen.Nou ja, een beetje rondrijden.Kijken waar de wandeling zou zijn begonnen als we ... U begrijpt me wel.
We zien de beek die weer een nietsontziende, woeste bergstroom was geworden door de plensbuien. In de Ibiza, die nooit last heeft van vermoeide banden, trekken we over de Gerlospas, die op ruim 1,6 km hoogte ligt. Prachtige uitzichten die me aan Groningen doen denken.
We stappen zelfs uit om ons tussen twee busladingen toeristen te verbergen om onopvallend rond te kunnen kijken. Links staat een tentje waar ze koffie en prullaria verkopen en rechts kijken we het dal in. We beginnen helemaal rechts en zien enorm hoge (zeker wanneer Groningen je referentiekader is) bergtoppen, die over het algemeen hoger zijn dan 2,5 km; de watervallen (dom woord: alsof water er ooit in zal trappen!) van Krimml (geen spelfout) en doorkijkjes tussen de bergen door. Er zijn in Tirol meer dan 300 toppen die hoger zijn dan 3 km! Vandaar de naam!
Het lijkt hier nogal op de Schotse hooglanden, al zijn daar de doorkijkjes meer op zeeniveau en zijn er de bergen woester en nog natter. Verder lopen in zowel Schotland als Oostenrijk de koeien ongegeneerd over alle wegen heen. Soms moet je als automobilist zwaar in de ho-ijzers omdat er een koe midden op de weg staat te grazen. “Groningen,” zegt u?
We zijn niet zo lang tussen de toeristen op de uitkijkpost blijven staan. Uit de koffietent komt namelijk de meest vreselijke jammerhoutorkestenmuziek die je je kunt voorstellen, maar dan nog een stuk erger. Weldenkende mensen, zoals met name en onder andere wijzelf, poetsen onder deze omstandigheden de plaat zodra dat maar even mogelijk is.

De kleuren van Mittersill

Het is weer een graad of dertig. We rijden door Mittersill, in vergelijking met Gerlos en echte woonplaats. Daar vinden we een espressodrenkplaats en een gebakje voor E.
Onder het slurpen en smakken kijken we onze ogen uit naar naar het schilderwerk op de huizen: lafgeel (met wit), hardgeel (met wit), vanille-ijsgeel (met rare vlekken, alsof iemand zijn zakdoek boven het ijs heft uitgeklopt. Stracciatella zullen we maar zeggen: vanilla-ijs–met–stracciatella–geel dus), viesgroen (met wit), donkergroen (met wit), lichtgroen (met wit), zachtrood (met wit),  donkerrood (met wit), en allerlei niet nader te omschrijven tinten roze (met wit.) Richtig toll! Onderweg komen we de meest rare plaatsnamen tegen: Uttendorf, Piesendorf; een smerig buurtje, je wilt het niet weten!

De sfeer in Zell am Bahn

Uiteindelijk komen we aan in Zell am See. Zell aan het meer! Hier vindt het echte leven plaats, hier gebeurt het allemaal! Nee dus, hier ook al niet. München, maar dan kleiner. Een toeristisch plaatsje dat aan een meer ligt. Dat is het wel. Nu we er toch zijn, proberen we bij het meer te komen. We merken dat het meer wordt afgesloten door kilometers spoorrails en een station. Zell am Bahn zou een veel beter naam zijn geweest.
Zell am See-Kaprun
Zell am See, van de officiële site geplukt. 

In het centrum staat een mooie oude kerk, gewijd aan Hippolytus (ca. 175–235), tegen-bisschop van onder andere Urbanus I van Bovenkerk (ca. 222– ca. 230.) Deze kerk is niet zo afzichtelijk als dat ding in München, maar is een hele ruwe kerk, vrijwel zonder tierelantijnen en met een oude kern, waarschijnlijk wel meer dan 1.000 jaar oud. Vroeger werd eerst voor een kleine gemeenschap een kleine kerk gebouwd. De priesters en bisschoppen waren destijds in de eerste plaats krijgsheren. Een kerk was eerder een fort dan een kerk. Toen in de 16e eeuw de tijden veiliger werden en de bevolkingsaantallen en de bekeerlingen toenamen, werd er een grotere kerk op en rond de oude kerk gebouwd om de mensen te herbergen, enzovoorts, enzoverder. Deze uitbouw is van ca. 1550.
Vermoeide banden van het geslenter – we gaan er even bij zitten. Zell am Bahn heft wel iets weg van Genève en het meer van Genève, alleen veel kleiner, en anders: in Genève loopt het spoor op een beduidend andere plek.
Dit soort steden trekt veel mensen aan met veel geld maar zonder enige klasse of smaak. Kunnen ze lekker stoer met hun krankzinnige jachten en speedbootjes  over het meer jakkeren, gestoken in kolderieke matrozenhansopjes.
Terwijl we op het bankje een beetje zitten te niksen, komt er een illustratie van bovenstaande stelling aangestoomd: een fregat van wel 150 kilo, met in haar kielzog (waarschijnlijk) haar mannetje. Zij heeft zo te zien zichzelf opgemaakt en dat moet de hele dag hebben geduurd: van alles is te veel aangebracht. Teveel rouge, teveel mascara, te veel – hoe heet die zooi? Haar gepermanente haar is blauw van de peroxide, de kleding die ze draagt zijn gemaakt bij De Waard, de tentenfabriek in Volendam. De kleur en het patroon van het weefsel hebben het ook net niet. Lichtroze bloemseltjes, roosjes, strikjes en een broek met een kleur van groene diarree.
Haar man is een schriel kippetje in een roze overhemd, zijn lichtbruine broek is te ver opgetrokken, ruitjessokken in zijn sandalen. Een mannetjes dat waarschijnlijk uit angst een paar passen achter zijn vrouw aan dribbelt. In zijn handen een lullig “Douglas” tasje, met daarin waardevolle spulletjes die zijn vrouw nog aantrekkelijke moeten maken. Zij klets maar door in een accent dat ik herken noch begrijp. Het mannetje flehmt steeds: “Jawohl Liebchen. Gut, Liebchen. Naturlich, Liebchen” en sukkelt verder met zijn onnozele tasje.
*Zucht.*
Op een terras, achter een biertje, zien we dat de lucht weer betrekt en onderweg belanden we weer in een stortbui. Bij Piesendorf was het helemaal erg. Maar dat is logisch. Scrabble: M–235|E–237|2 || M–301|E–254|45

Wandeling

Vandaag was het echt de tijd geworden voor een fikse wandeling. E had uren en uren achter kaarten en mappen gezeten en was tenslotte met route 6 op de proppen gekomen. De Twee Zeeën Rondwandeling van een kilometer of 11. De rondwandeling is letterlijk, een wandeling rond twee meren. Het beekje voor de deur de vormt overloop van een flink stuwmeer, wat het eigenlijk is.
Het eerste deel was koud. We liepen aan de schaduwkant in de wind onder de bomen door. We waren blij dat we extra shirts hadden meegenomen. Onderweg gebeurde niet veel, weinig zaken die in het oog sprongen. Okay, op een paar dingen na, dan: (1.) De mensen, (2.) De klauterkoe.

(1.) Observaties

Om bij (1.) te beginnen een paar mensen–observaties: hoe meer stokken, des te trager de wandelaar. Ik heb geen stok om mee te lopen. Niemand houdt mij bij, ook E niet, want die heeft een stok om mee te lopen. Onderweg zagen we wandelaars met soms wel drie of vier stokken. Joost mag weten waarom. Ik heb het hem gevraagd en hij wist het ook niet.
We kwamen één oud wijffie tegen met twee stokken, een enorme rugtas, twee oude en afzichtelijke wandelschoenen (aan elke voet een, dat dan weer wel) een bijpassende halve broek en lange kousen met ruitjes, die met een brede grijns tegen alweer een berg op liep. Zij was leuk, een getraind oudje, dat kon je zien aan haar manier van lopen. En, niet onbelangrijk: ze had er de grootste lol in.
“Heidi & Peter” liepen er ook rond. Dat is van een liedje uit de j’70 of zo. De tekst? Komt’ ie: Ich bin die kleine Heidie ie ie ie | Da unten in das Tal | Gibt es auch ein Peterchen | jo de lo de lo de lo de loo oo
Refrein: jo de lo de lo de lo de lo hie tie | jo de lo de lo de lo de loo oo | jo de lo de lo de lo de lo hie tie | jo de lo de lo de lo de loo oo  Geniaal. Wie zegt dat er in Oostenrijk geen cultuur meer is? Heidi & Peter dus. Hun gehele outfit was regelrecht uit een fashion shop getrokken. Daarmee stapten zij trots over ’s Heeren paden, fototoestel gereed om mooie plaatjes (van zichzelf in hun nieuwe hansopjes) te kunnen schieten. Een wandeling die was uitgerekend op zo’n drie uur, maar ze hadden geen slok water bij zich.
Bij een bierdrenkplaats troffen we een groepje Hollanders. Dat zie je zo, dat hoor je zo. Ergens uut het Oost’n dit keer, Hengelo-o-o-o-o of zo-o-o-o-o. De vrouwen waren dik, ze droegen kleding waaruit een argeloze moest concluderen dat ze d’Aardkloot al drie keer omwandeld hadden. Dat spreekt elkaar stevig tegen. De mannen waren mager en grijs en hadden nergens zin in. Ja, op hun reet zitten en halve liters wegtikken. De vrouwen waren beurtelings bezig met het schieten van vakantiekiekjes. Kunnen ze de buren en de rest van de wereld tonen waar ze al niet geweest waren. Om de beurt maakten ze hetzelfde kiekje van de zelfde ongeïnteresseerde kerel met een lege halve liter voor de neus. Hij moest even zo zitten en even zo - “Lach nou toch eens een beetje, ja zo, is dat nou zo moeilijk? Zo ... deze is voor het album!”
Omgeven door prachtige natuur, hoge bergen, helder blauwe lucht, wolkje hier, wolkje daar en over al grote dennenbossen – maken ze foto’s van elkaar op een plastic terras van een veredelde skihut. Degene die de foto maakt, hoeft niet op de foto. Het feit dat je ergens een foto maakt, bewijst op zich al dat ze er zijn geweest. De natuur, de omgeving – daar maken ze geen foto’s van. Die mensen zijn helemaal niet interessant.

(2.) De klauterkoe

Aan alle kanten van het stuwmeer waar we omheen liepen, liepen de koeien los rond. Hier en daar een wildrooster om de koeien binnen een bepaald veld te houden (!) Maar soms verbaast de koe de mensheid en mij in het bijzonder: ik heb koeien gezien die tegen een stijle weide (steile wijde?) omhoog klauterden om helemaal gestrekt op de achterpoten te kunnen grazen. Koeien die tegen bergen op klauterden!
Zeg mij: waar moet het heen met de wereld?
Een stukje verder kwamen we een roedel geiten tegen. Ik nam de gelegenheid te baat om ze eens goed met de koeien van daarnet te vergelijken. Ik kan u melden: de overeenkomsten zijn verbijsterend! (1.) De kleur is bijna identiek; (2.) Ze lopen tegen bergen op; (3.) Ze hebben hoorns (“hoorns”, “horens” of “hoornen”? “Doorns”, “dorens” of “doornen”? Ik weet dat soort dingen niet.); (4.) Ze zijn rechthoekig met op iedere hoek een poot; (5.) Ze zijn verantwoordelijk voor kaas; (6.) De mannetjes heten Johann en de vrouwtjes Maria. Daarom brom ik u: de klauterkoe is de biologische voorloper van de berggeit! Scrabble: M-253|E-258|5 || M-292|E-346|54

Niks

We waren van plan om naar Italië te gaan, naar Bolzano. Maar dat bleek heen-en-terug ruim 600 kilometer te zijn. Dus werden we langzaam wakker, langzaam als iemand met vier stokken en hebben daarna een stevige omgevinswandeling gemaakt. Het ging anders: we hadden een wandeling van ca. 45 minuten op het programma staan. We vertrokken even over half twaalf en waren om drie uur ’s middags weer terug.
*Zucht*
Scrabble: M-250|E-187|63 |

Niks #

We zijn in Mayrhofen geweest en E heeft er erg lekkere goulashsoep gegeten. Interessant. We hebben wat rondgewandeld. Fascinerend. Scrabble: M-335|E-266|74
’s Avonds hebben we ingepakt, omdat we

Onderweg

weer verder gingen, in noordoostelijke richting. Simonswald was de bestemming. Dat ligt op 17 kilometer van Freiburg, waar S vandaan komt. Onderweg naar Simonswald zijn we recht door Oostenrijk gereden, de A12 via Landeck en pas aan de noordkant van Zwitserland zijn we Duitsland in gereden. Kijk maar na in de atlas: ruim 500 kilometer.
Soms kwamen we in streken die zo vreselijk afgelegen lagen – je moet er niet aan denken dat je daar zou wonen! Je woont in een klein, afgelegen dal, helemaal omringd door bergen die je niet zomaar even kunt over wandelen. Veel te hoog.
In dit gebied zijn ook veel tunnels, en niet van die lullige tunnels. We zijn door tunnels gereden met een lengte van vijf, zes kilometer. We zijn er door een gereden die meer dan 14 kilometer lang was. Er zijn nieuwe en oude tunnels, dûh, dat kun je merken aan de uitlaatgassen die blijven hangen, of niet. In nieuwe tunnels is een doorblaassysteem aangelegd, die de oude tunnels dus nog niet hebben. Oude tunnels herken je daardoor aan de motorrijders, de vroegere bikers: ze komen groen en geel de tunnel uit, kokhalzend van ellende. Soms halen ze door de rookvergiftiging het einde van de tunnel niet eens. Harde jongens, die bikers.

Lindau in de gloria

We zijn ook even Lindau ingegaan. Lindau ligt aan de Bodensee, het grensmeer tussen Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk. De oude kern van Lindau ligt op een eiland – dat was vroeger goed verdedigbaar. Dus zijn we het eiland opgegaan, want dat was nog heel. Er was leuk middeleeuws stratenplan. Zonder enig plan overigens; alle straten lopen schots en scheef door elkaar. Als je vroeger een leuk plekje trof om een huis neer te zetten, deed je dat gewoon, ook al blokkeerde je de straat ermee. Geen hond die zich ermee bemoeide. Daardoor ontstonden er allerlei kronkels, pitten en deuken in de middeleeuwse wegen die nog steeds niet weg zijn. Amersfoort is een goed voorbeeld. Loop je een stukje “rechtdoor” – BAF! Loop je tegen een een midden op de weg geparkeerd huis aan.
Lindau, foto van de officiële site geplukt
Tussen het eiland en het vasteland ligt ... ? Een brug! Choetzo! Toen we over de brug liepen, zagen we iets ontroerends: een tomaatrode F50 watertrapfietsferrari. Cool!
Uiteraard hebben we ook in Lindau een kerk bezocht. Die kerken hier zijn niets bijzonders. Hier zijn in de 16e eeuw heel veel fanatieke protestanten geweest, die alle interieur uit de kerken hebben gesloopt, katholieke kerken werden verwoest, alle kunst eruit geramd, kerken afgebrand ... Vandaar dat je hier hoofdzakelijk kale protestantse kerken ziet.
Tegenover de kerk staat er werkelijk afzichtelijk gebouw; veruit het afzichtelijkste gebouw van Europa. De afzichtelijkheid verslaat met die van de ui-zonder-winterpeen-kerk in München ruimschoots. Het gemeentehuis. Ergens in de 16e eeuw gebouwd en helemaal volgehangen met fleurige bloemseltjes, gekleurde popseltjes, krulseljes en tierelantijntjes! Het hele gebouw leek op die mevrouw in Zell am Bahn! Yuckieduck, wat erg! Hiervan moesten we gewoon een foto maken!
Maar aan de andere kant vonden we een terrasje zo groot als een postzegel aan een rustig stuk van een winkelstraat. Daar was een wonderlijke ober aan het werk die ons van Eistee dan wel Bitburger Pils voorzag. Nu even serieus: Bitburger is het beste pils ter wereld. Mijn hele dag was gered, het spuuglelijke gebouw aan het plein tegenover de kerk was helemaal vergeten.

Simonswald

In de middag, om een uur of half die gingen we verder richting Freiburg. Om ongeveer zes uur ’s avonds kwamen we aan in Simonswald. Simonswald. Een kerk, 27 huizen, een paar eetgelegenheden en een bakker. Das war ’s. En een camping. We zijn verhuisd van een nogal ruim appartement in Gerlos naar een stacaravan op een camping in Simonswald. Tien meter lang – we moesten even wennen. Er zit wel een voortent aan met een flinke vlonder.
We staan op een helling. Dat betekent dat we iedere keer nat van het zweet en buiten adem bij de caravan aan. Dilemma: moeten we vaak weinig boodschappen doen, of soms veel?
Net als in Gerlos staat het hier vol met Nederlanders. Elk in de eigen sleurhut. Ik verwacht dat de meesten voor aankomende maandag voor een groot deel verdwenen zullen zijn. Dan moeten ze weer werken.

Sleurhuttenfeest?

Bij deze en op deze plek stel ik een nieuwe feestdag voor: Het sleurhuttenfeest. Op de joodse kalender heb je rond Pasen het Loofhuttenfeest. Het sleurhuttenfeest vindt dan plaats op de dag dat de Nederlander zijn hut de bergen in sleurt. (Ik had vroegen een collega die van achter Hutjes heette. Als hij iets in zijn eigen ogen goed had gedaan, liep hij door de zaak en riep hij “Loof Hutjes! Loof Hutjes.”)
In het dorp, om de hoek achter de brug, hebben we heerlijk gegeten. En de porties waren groot! We konden geen van beiden onze prak op. De mensen hier hebben een heel apert accent. Heel zacht, zeker niet zo scherep als Oostenrijks: “Möchten Sie nog was?” (Wilt u nog iets?) klinkt daar ongeveer als [Muggten Ssie nogg wass?] Hier klinkt het als [Möshjtensjhnogwashj?] Een aantwoord als illustratie: “Ein Bierchen könnte ich gut gebrauchen/een bierje zou ik goed kunnen gebruiken.” Lokaal wordt dat ongeveer: “Ne Bierle könnd’ishj ghoet ghebraushje.”
Dat komt: hier woonden vroegen de Alemannen, een Germaanse stam. Alemännisch is de grondtaal, de substraattaal van de bevolking gebleven. Niet dat ze nog Alemännisch spreken, maar de sporen van de grondtaal zitten nog steeds in hun hedendaagse Duits.
De Bourgondiërs die aan de andere kant van de grens in het huidige Frankrijk woonden, keken over de grens en troffen daar de Alemannen aan. Vervolgens is “Alemagne” de Franse naam voor geheel Duitsland geworden. Het is opvallend, dat wanneer mensen uit deze streek Frans spreken, ze dat qua accent onwaarschijnlijk goed doen. Het klinkt al heel snel naar origineel Frans, in tegenstelling tot onze tongval, die in het gehele buitenland op de lachspieren werkt, of het nou Duits is, Frans of ... De Fransen van over de grens spreken een heel natuurlijk Duits.
Wat kunnen we over het dorp zeggen? Het ligt in een dal zoals eerder beschreven. Het is hier wat armoediger dan in Oostenrijk, maar de mensen zijn minder steng. Of komt dat door hun accent? In dit gat zitten drie echt grote horeca gelegenheden. We concluderen dat veel sociale contacten in dit dorp via deze restaurants en café’s lopen. Als je er ’s avonds zit te eten, komt de burgemeester bij je aan tafel zitten. Zo’n dorp is het. Simonswald zit minder in de verf dan bijvoorbeeld Mittersill of Innsbrück – en da’s maar goed ook, als je even terugdenkt aan al die laffe kleurtjes op de muren daar. Het schilderwerk hier is zo te zien door Saufen Stephan gedaan.

Ghoete Nashjt!

Nu volgt een reconstructie van een nachtelijk drama. Niet dat de slaapruimte te klein was ofzo, nee, er was een dingetje in de kledingkast dat pokkenherrie produceerde. Niet echt harde pokkenherrie, maar in de nacht klinkt de kleinste scheet als een donderslag. Oordopjes hielpen niet. Vervolgens zijn we de halve nacht bezig geweest met het bestrijden van de herrie. Uiteindelijk is dat ook aardig gelukt – niet helemaal dus.
Reinhardt Mey
Ziehier de modus operandi, ook voor toekomstig gebruik: (1.) We vonden uit dat er een plastic kastje om het electriciteitsding in de kleding last heen moest. Dat kastje lag ernaast. Okay. (2.) We hebben het kastje er tegenaan gespuugd, maar alleen wanneer E het kastje op een bepaald punt stevig aandrukte, was de herrie weg. (3.) Daarom hebben we een bontbeschilderd eierdopje uit de kast gehaald, één van stevig aardewerk, en dat onder het kastje geduwd. Het dopje was net te klein. (4.) Toen heb ik een keukenmes scheef onder het dopje doorgestoken. En verdomd: de herrie was weg! Weliswaar niet écht helemaal, maar je hoorde bijna niets meer. E is erg gevoelig voor geluid, maar ze sliep al snel. Ze snurkte als een olifant, iets waarvan ik doorgaans de schuld krijg. Dus heb ik wakker gelegen en sliep pas in toen het vroeg in de ochtend was.

Ochtendvee en Mozart

We werden gewekt door het geloei van een koe. Deze koeien zijn niet doof. Hoewel: deze koe misschien wel, want het vermoeden rijst dat hij nog nooit een andere koe heeft horen loeien en dat hij daar op z’n veldje maar een eindje voor zich uit staat te klooien. De hele dag staat hij in de hoek van een grasveld de buurt bij elkaar te blèren! En waarom?
Een flinke groep Nederlanders is inderdaad verdwenen, maar eigenlijk denk ik, dat er nog wel een stel deze kant op komen vannacht. Zou er een relatie zijn?
Schuin voor ons de toiletgroep met douche. De ANWB ligt hier op de loer, dus het is allemaal goed verzorgd. Toen we in Rome op een camping stonden, hoorden we in de “toiletgroep met douche” onder het toiletteren permanent Vivaldi en Mozart door de luidspeakers knallen. Hier staat een lokale radiozender op, die ons constant op de hoogte houdt van weer en verkeer. Tussendoor doet men volksmuziek zoals die ook in Oostenrijk te beluisteren viel bij het uitzichtpunt. Dan zit je in Rome toch wel even anders, kan ik u melden.

Blaaskapel

Het weer is omgeslagen. Ik heb geen idee hoe het bij jullie is, maar hier is het vannacht gaan regenen. De temperatuur is gekelderd van een graad of 30 in Oostenrijk en Lindau, naar iets veel kouders. Op maandag wordt er weer een verbetering verwacht. Gelukkig is het hier water dicht – in tegenstelling tot de tent in Rome.
In het dorp hangen overal aankondigingen voor het openluchtoptreden van de locale St. Caecilia. Dat valt ze dus tegen. Het zeikt van de regen, we zitten drogg in de caravan, maar als we goed luisteren horen we treurzame klanken van allerlei blaasinstrumenten vanuit het dorp door de bossen janken. We herkennen de waldhorn. En dat is het wel. Het geluid van de waldhorn lijkt een beetje op dat van een koe. Een koe met eindpunt: slager in zicht; een koe die het niet meer ziet zitten; een koe die zich realiseert dat het zonder wiskunde II ook wel had gekund. Die waldhorn is natuurlijk een vaderfiguur voor de koe die op het veldje naast ons (voor dag en voor dauw, bij nacht en bij ontij, come rain, come shine) de katten de gordijnen staat de loeien! En nu je er toch over begint: bij de eerste noten van het blaasorkest slaat de koe aan! Verwante geesten, natuurlijk.  Verder hoop ik met grote hopen dan de componist van het stuk dat de blaaskapel speelde, óf in een ver buitenland woont, óf wegens ziekte niet bij de uitvoering aanwezig had kunnen zijn, óf gewoon dood is.

Eigen huis en tuin

Easy opberg tipE heeft een structurele verbetering aangebracht in de constructie eierdop + mes: eierdopje + theelepeltje. Nu horen we niets meer van de herrie! Erg fijn, want in een caravan slaap je net als in een tent overigens, eigenlijk in de buitenlucht. Dat is op zich goed voor je nachtrust en nachten van 10 tot 12 uur zijn geen uitzondering. Eens, in vroeger tijden, waren we op de Dordogne op riviertocht met een flinke opblaasboot. We hebben het daar meegemaakt, dat we om 21:00 gingen slapen – donker is donker – en we pas de volgende ochtend om 15:00 weer wakker werden. Scrabble: M-207|E-215|8 || M-340|E-364|24

Im Walde beim Wasser

Is een heel aardig stadje, met een kerk uit 1410 en een plein eromheen dat uit die tijd bewaard is gebleven. Vergeet hierbij niet, dat de geallieerden op het einde van WO II bijna heel Duitsland hebben plat gegooid. Er staan mooie oude statige koopmanshuizen rond het plein, waaronder de Korenbeurs uit 1339. Daar zit een kroeg in, tegenwoordig! De huizen zijn er geschilderd als in Mittersill, maar om de een of andere reden is het beter te verdragen dan daar.
Om 14:30 zijn we richting Triberg gereden. Triberg, natuurlijk. Een stadje dat een kilometer of 40 van Simonswald vandaan ligt. Er lopen maar een paar begaanbare autowegen door de bergen en dalen. En ook als je naar Freiburg of Triberg wil rijden, ben je gedwongen via die paar wegen te rijden, hoe “om” die ook mag zijn.
Triberg bevat de hoogste watervallen van Duitsland. Alsof water er ooit in zal trappen. De watervallen bleken zich aan de rand van het stadje te bevinden en wonder boven wonder reden we in een keer goed! We namen eerst een biertje/iets anders. Fürstenberg, goed spul.
Daarna togen we richting watervallen. Dapper, al te dapper, want het pad was a-ke-lig stijl. Stel je je het dak van het huis voor, en dan 2 kilometer omlaag. Daarna weer omhoog ... Shit. We aanschouwden mensen die van beneden naar boven kwamen klauteren. Ze waren meer dood dan levend, al weten we niet in welke staat ze verkeerden toen ze afdaalden. Dus hebben we eieren voor ons geld gekozen en zijn we na honderd meter voorover vallen weer terug omhoog geklommen. We hebben wat foto’s gemaakt en een ansicht van de Grootste Watervallen van Duitsland (de urinestraal van een hoogbejaarde, inderdaad) gekocht. Mooi geweest. Hops naar huis.

Eten

Weet je dat je hier vreselijk lekker kunt eten? We zijn vanavond voor de 2e keer naar een restaurantje geweest, hetzelfde als met de burgemeester op het terras. De eerste keer konden we de prak niet op, er was geen doorkomen aan, zoveel was het. Maar de Mensch leert en hadden we ditmaal geen soep genomen en slechts een kleine salada. Flesje lokaal rood erbij ... heerlijk! Toen we op zondagavond aankwamen om een uur of zes, was de tent afgeladen vol. ’t Was dat er mensen weggingen, anders waren we ruig verhongerd! Nou ja – we hadden buiten tussen de paffers kunnen eten ...
Miesbach, Beieren
Als we hier nog eens terugkomen, gaan we nog eens in de Krone-Post eten ... hoewel ... In de zomer van 1978 waren we op weg naar Italië. We aten en sliepen in een stadje waar we al eerder langsreden, Miesbach, vlakbij Tegernsee. En dat eten, man dat was lekker, leuke sfeer ook in die tent. Zestien jaar later kwamen we er weer terug, speciaal omgereden in verband met het eten en de sfeer. Jammer maar helaas. De tent was waarschijnlijk overgenomen en de oobster was een klein, oud, doof wijffie. Probeerde je wat te bestellen, riep ze loeihard BITTE! De sfeer was gereduceerd tot formica en leegte.
Dus of het nou zo verstandig om naar Post-Krone terug te gaan? Merkwaarige gebruiken tref je er ook. De kussentjes, bijvoorbeeld. Er liggen hele stapels lang de muur, van die kussentjes die je op je stoel legt voor je gaat zitten. Als er nieuwe gasten komen pakken ze een aantal kussentjes en als ze weer weggaan leggen ze ze weer allemaal keurig terug. Handig systeem eigenlijk. Zou hier alleen werken als er statiegeld op zat. Scrabble: M–256|E–293|37|| M–215|E–255 |40

Bergwandeling

Het heeft de afgelopen dagen steeds gehoosd, afgelopen nacht regende het zo hard, dat we dachten dat de Zondvloed voor toekomstig gebruik werd uitgeprobeerd. Deze ochtend was het frisjes maar droog enook de zon zit er weer aan te komen. Dit gebied heet naast “Schwarzwald” ook “Breisgau”, een meer bestuurlijke indeling. Breisgau loopt helemaal tot aan Zwitserland door. Het is de warmste plek van Duitsland.
Bergwandeling dus. We hadden een bescheiden stuk om te wandelen uitgekozen, maar de hellingen waren zo flauw, dat we maar zijn afgeslagen om de Grote Mensen Wandeling te gaan volgen. Moet je nooit doen. We zijn een kilometer of vijf tegen een berg opgelopen – zonder bankjes om op uit te rusten. Een hond zo oud als de Toyota (september 1993) blafte ons met zijn grijze baard (kan niet!) tegemoet. Drie keer blaffen en dan weer in de schaduw op adem komen.
In de bergen wordt systematisch hout gekapt en bomen geplant. De bomen worden vaak huizen. Op een bergpad kwamen we een woest beest van een vrachtwagen tegen, volgeladen met boomstammen van een meter of 20 lengte. Het pad was niet breed, er was een bocht – altijd fijn, want we konden er niet meer langs. Niet naar links, niet naar rechts en dus zijn we maar in de korte bocht blijven staan. Ging net goed. Onthoofding lag op de loer, maar met slim duiken en weer op staan hebben we het gered.

Naturschutz

Het was warm in de bergen. Je liep je “een rotje te puffen”, zoals E dat meestal pleegt te omschrijven.De wandeling duurde al met al een uur of drie – want we hadden onderweg uitgebreid op een terras gezeten.
Men doet hier veel meer dan bij ons aan natuurbescherming en afvalscheiding. Er zijn heel grote gebieden die worden beschermd, zoals Hohe Tauern. Als je door Hohe Tauern over de Grossglockner wilt reizen/rijzen, moet je € 25,= betalen. Niets mis mee, zolang ze het maar voor natuurbehoud gebruiken en niet voor een oorlog. Het is een gigantisch park, de naam heeft te maken met een hooggelegen bergpas waar het vee tweemaal per jaar over wordt gedreven op weg naar vers gras. Het park waar we nu in zitten is zo groot, dat Nederland er in past komma dus. Scrabble: M–262|E–293|31||M–251|E–252|1

Even in Colmar

Colmar ligt zestig kilometer hier vandaan.Prachtig stadje met veel vakwerk huizen uit de 16e en 17e eeuw, houten huizen dus die bestaan uit een houten constructie waar stenen in gemetseld zijn. Natuurlijk werd de pleister op de muren vermengd met laffe kleurtjes. Toch: prachtige stad, we  moesten er maar eens gaan kijken.

Toen ik geboren werd, was WO II net voorbij, vijftien jaar. Da’s niet zo lang. Heel veel Nederlanders hadden toen (en hebben dat nog steeds) vreselijk de pest aan Duitsers. Toen wij nog in de ark woonden naast de veiling, was er vlakbij een slager van joodse afkomst. Als hij Duits in zijn winkel hoorde, pakte hij zijn grootste mes en werden de Duitsers ongeveer de winkel uitgewerkt. Niet zo vreemd, dus. In dezelfde tijd was er een vette hit op de radio, “Reisje langs de Rijn”, van Willy & Willeke Alberti. Over hoe vrolijk het eraan toeging op de Rijn, Rijn, Rijn, ’s avonds in de maneschijn, schijn, schijn, op de rivier, vier, vier met een lekker potje bier, bier, bier. Het lied had in verband met de oorlog iets verbodens.
Geld hadden de mensen niet in de tijd dat ik jong was. Uitzonderingen daargelaten, maar da’s altijd zo. Zeker oudere mensen hadden niks, op vakantie gaan was er niet bij – ja, twee weken per jaar vrij misschien en dan ging je een dagje naar het strand, strand, strand. In deze tijd hoorde ook wel eens, dat je busreizen naar het Zwarte Woud kon maken, of naar Trier – man! Dan was wat! Dat was een avontuur, daar werd maandenlang naar uitgekeken! Ze zaten een kilometer of 650 in de bus en maakten een wandeling door het gebied, wijn erbij...
Vergelijk dat eens met onze situatie! Je zit makkelijk 4 weken in Thailand, we reizen dwars door Europa, dat kon je vroeger gewoonweg vergeten. Ik las net, dat een vliegreis van Batavia (Indonesië) naar Amsterdam een week kostte! En dan de tijd van de grote theeklippers. De allersnelste theeklipper, de Cutty Sark (de naam voor een armoedig kleding stuk) deed er ongeveer 100 dagen over om vanuit China hier te komen. Alleen kapiteins met gestold ijs in de bloedvaten mochten met die dingen varen, ze hadden een lading die toen al vele miljoenen waard was. Als je nu internet aanzet ben je binnen een seconde in China. Wil je morgen in Nieuw Zeeland zijn en het lukt niet? Dan overmorgen. 
Morgen rijden de 650 kilometer terug naar Bovenkerk. Ik hoop dat je het een leuk verhaaltje vond.

zomer 2008

Geen opmerkingen:

Een reactie posten