(... en anders zal het wel een kikker zijn)
Vertrek
Charlie Parker zou vandaag jarig zijn geweest – of was het
gisteren? Hij zou dan ver in de tachtig zijn geworden, maar hij werd niet ouder
dan 36. Hij stierf in 1953 en was helemaal versleten door zijn heroïneverslaving, zijn familie en huishouden en de nachtclub die hij had in
New York, Birdland geheten, waar hij iedere nacht speelde. Normale mensen
hebben tijdens hun leven genoeg aan één van die dingen; hij deed er drie door
elkaar en werd 36. De arts die hem op tafel kreeg, dacht dat hij een man van in
de zestig voor zich had liggen ...
Hoe dan ook. We waren pas om een uur of 12 onderweg, omdat
we eerst nog langs HS moesten om lesmateriaal langs te brengen. Dat had ik
beloofd. Op weg naar Gerlos waren we slimmer geweest dan een jaar geleden richting
Nederland – weet je nog toen we terug uit G bij Keulen en Aken beest–ach–tig in
de file terecht waren gekomen en dat we toen hadden besloten via Venlo en
Eindhoven te rijden? Daar was de file zeker zo erg.
Dat was voor vandaag niet de bedoeling en dus reden we eerst
een heel stuk Duitsland in in plaats van
langs de grens te kruipen. Bij Dortmund sloegen we rechtsaf naar beneden en
reden in de richting van Würzburg. Een wijs besluit want we konden rustig
doorrijden, nergens oponthoud gehad.
We besloten te overnachten in hetzelfde tentje als waar wij
begin mei waren geweest, in de nabijheid van Nürnberg. Die mooie grote kamer en
dat café–restaurant aan de andere kant van de boerderij. Om ongeveer 19.00
kwamen we er aan. Er stond geen auto of niets op de parkeerplaats, dus er zou
wel een kamer over zijn voor twee vermoeide reizigers. Wij dus. Maar al die
ruimte op de parkeerplaats was volkomen logisch: nooit zijn ze dicht, helemaal
nooit, behalve het weekeinde dat wij voor de deur stonden. Ze bestonden zoveel
jaar en waren met een personeelsuitje weg. Toen zijn we maar naar een
hotelletje dichter bij de snelweg gereden en hebben we daar gegeten en
geslapen. Lämmsbacher Braü, bio–bier,
heerlijk spul.
Beursbikers
In het hotelletjes was een clubje
woest-ogende bikers neergestreken. Bikers,
die vroeger breedlachend hele dorpen verwoestten, “We have come for your
daugters!” op hun visitekaartjes, internationale drugshandel, wapenhandel, hier
en dar een moord, meer zuipen dan Heineken kan brouwen, onaantastbaar door hun
terloops geëtaleerde geweld.
|
We have come for ... |
Hier niet. Hier was alles anders. De Bikers hier hadden het over (1.) pensioenvoorzieningen, (2.)
belastingverhogingen, (3.) belastingverlagingen, (4.) de rentevoet, (5.) het
stijgen van de aandelenkoersen, (6.) het dalen van de aandelenkoersen, (7.) het
nieuwe verfje in de keuken, (8.) het oude verfje in de gang, want dan kon eenvoudigweg niet meer, (9.) de
verlaging van werkloosheidsuitkeringen (waar ze achter stonden) en (10.) hoe
akelig de wereld tegen ze deed.
Scrabble: M–199|E–249|50 || M-221|E-293|72
München, stad onzer/zonder dromen
Vandaag zijn we eerst naar München geweest, de saaiste stad
van het Oostelijk Halfrond. En van het Westelijk. Het is ook een heel
gemoedelijke stad, zonder de chaos van bijvoorbeeld Amsterdam.
We hebben Rosie gebeld (unter 32–16–8 / herrscht konjunktur
die ganze Nacht) maar ze nam niet op. Te druk waarschijnlijk, misschien was het
nog te vroeg en sliep ze nog.
We zijn stomweg richting Stadtmitte
gereden en konden daar zonder enige moeite parkeren – e
n n o g v o o r
n i k s o o k !
Onvoorstelbaar op een doordeweekse zaterdag, ook nog eens midden op de dag!
Toen we beter keken, hoefde je alleen op doordeweekse maandagen, dinsdagen,
woensdagen, donderdagen en vrijdagen te betalen.
Je wordt zodanig wantrouwend van zoveel goedertierenheid,
dat je steeds denkt, dat je ergens het bord met de wegsleepregeling hebt
gemist. De helft van de tijd die je aan het bezoeken van de stad wil besteden,
ben je – al dan niet bewust - op zoek naar dat bordje ...
“We hebben dat ding toch niet gemist, hè?”
“Volgens mij niet.”
“Ik vertouw het niet – zullen we nog een keer kijken?”
“Okay, dat kan ons net een vette boete schelen.” Enzovoorts,
enzoverder.
München dus. Een niet zo oude
stad, zo’n 100 jaar ouder dan Amsterdam. Overal van die kerken met een ui erop,
maar zonder de winterpeen. Vroeger
lazerden de paarden steeds uit die kerktorens omdat ze die winterpenen wilden opbikken. We
besloten van één van die kerken te bezoeken, de Dominicaner Kirche. Wat
een afgrijselijk ding was dat! Wat afzichtelijk! Geel van buiten en van binnen
helemaal versierd met kleine, bolbuikige engerdjes met vleugeltjes,
druiventakken, pilaren zonder ook maar één stukje rust of kaalte, nergens ook
maar een stukje muur zonder tierelantijntjes! In feite was het een kerk die gebouwd
werd om te laten zien hoe geweldig rijk, geweldig machtig en geweldig geweldig
de Beierse koning van dat moment, Lüdwig I, wel niet was. Als ik het me het
goed herinner, was hij hoofdzakelijk volkomen gestoord ...
We zijn langs de kroeg gelopen, de Ratskeller, waar Hitler in 1923 zijn eerste revolutie probeerde uit
te voeren. De kroeg bestaat nog steeds, vreemd, okay, maar ik bedacht me dat
het niet aan de Ratskeller lag dat
Hitler en zijn foute vriendjes van daaruit hun plannen ten uitvoer wilden
brengen. De kroeg was onschuldig.
Beieren – Bad Tölz – Gerlos
Om een uur of 13.00 reden we de
stad weer uit, verjaagd door alle ingeslapen kleinburgerlijkheid. En op de
snelweg naar Rosenheim stonden we alsnog he–le–maal vast. Kilometers file. En waarom? Waarom moest iedereen naar Rosenheim?
Wat was daar te doen? Werd er een nieuwe touwslagerij geopend en wilde niemand
het uitdelen van gratis eindjes touw missen? Geen idee.
Na een uurtje bakken en braden in de zon konden we de
snelweg af. We hadden besloten met de kaart in de hand door de bergen te
rijden. Dat viel inderdaad mee, we konden aardig doorrijden. Natuurlijk tref je
ook hier op een warme zaterdagmiddag in het hooggebergte bejaarden die het
ootootje uitlaten. Zo ook voor ons. Iedere bocht werd met 40 doorgekropen,
paniek bij iedere tunnel, wat een getrut!
In Bad Tölz vonden we een supermarkt – ideaal want we moesten
nog boodschappen doen. Naast de supermarkt een fraai tentje waar ze heerlijk
tapbier hadden, Augustiner Braü.
Duitsland, weet je wel? Na Bad Tölz hebben we grofweg dezelfde weg gereden als
in mei, langs Tegernsee. Maar goed,
om 18.00 waren we op het bedoelde adres in Gerlos aangekomen. Appartement 2.
Links is het huis nog steeds niet af (wat doen
die gasten de hele dag?!) Het valt me nu op, dat Gerlos een Nederlands dorp in
Oostenrijk is. Gele nummerborden waar je kijkt. Scrabble: M–260|E–209|51 || M–351|E–299|52
Inspectie
Deze middag hebben we eerst de landerijen geïnspecteerd. Staan
de bergen nog op hun plek? Liggen alle stenen nog zoals we ze in de beken hebben
achtergelaten? Is de loop van de beek niet veranderd? Er staat amper water! De
beek voor de deur lijkt op de urinestraal van een hoogbejaarde, die ... Toen we
er in mei waren, liep er een woeste, nietsontziende bergstroom voor de deur
langs, toch? Nou vergeet het maar! De plek waar we al die stenen in de beek
hadden gegooid om Het Aanzien van de Wereld (locatie I) te Veranderen, was niet
meer terug te vinden.
We zijn toen tegen de bergbeek opgelopen, op zoek naar de
waterval waar we uren en uren bezig zijn geweest om Het Aanzien van de Wereld (locatie
II) te Veranderen. Onherkenbaar. Alleen de boomstronk met de twee takken die we
achter een stel rotsblokken hadden vastgeklemd en die de beek zo effectief blokkeerde,
vond ik terug. Verder allerlei onbenullige bouwseltjes, amateuristisch, van
kinderen waarschijnlijk, kinderen die de Grote Werken hebben willen imiteren.
Waar halen ze het lef vandaan?
We hebben bergpaden afgelopen, gewoon om te proberen. Hier
en daar lopen koeien over de paden, op hun dooie gemak. Nergens zijn hekken of
zo waar ze achter moeten blijven. Koeien maken hier blijkbaar nog deel uit van
het gezin, ze slapen op zolder. En overal waar je komt, ligt koeienflatch. Van die plakkerige bruine, met
grassprieten er in en doperwtjes. En koeien, kan ik u melden, zijn doof, net
als geiten. Ze lopen de godganse dag met een koeien- dan wel geitenbel om hun
nek, die bij iedere stap tekeer gaat. Knetterdoof. Dus als je tegen zo’n beest
zegt: “Je mag hier niet schijten!” dan horen ze je niet!
Het is heet in de bergen, vandaag. Ik schat een graad of dertig,
misschien wel meer. Je loopt als een paard te zweten als je tegen die kluchten
oploopt, om erachter te komen, dat ze
nergens naar toe gaan! Fatsoenlijke paden lopen dood op bergen, eindigen in
rivieren, beken of grasvelden, en anders wel op omgevallen bomen, afgebroken
takken, nekkenbrekers van rotsen midden op het pad ... Niets van dit alles: dit
pad liep nergens naar toe. We gingen dus maar weer terug. Dit pad was duidelijk
een kikker.
Een Oostenrijks culinair drama in meerdere bedrijven
We zitten laat in de middag op het
balkon van het appartement. Flesje rood onder handbereik, Franse kaasjes,
sigaar. De Grote Zwarte Woef van rechts vóór ligt braaf te maffen en als hij
dat niet doet staat hij braaf te schijten op een grasveld waar de famielje
zo meteen gaat BBQ-en.
Het is erg broeierig heet geworden en de lucht betrekt. Het
begint kort daarna te spetteren en zo te zien komt er een enorme bak regen over
de bergen heen onze kant op zetten. De lucht is helemaal grijs geworden en met
een beetje mazzel hebben we vanavond een onweer dat tussen de bergen blijft
hangen, waarbij horen en zien je vergaat. In de BBQ-tuin is een man of vijftien
bij elkaar, er is een man in een rolstoel bijgekomen en er spelen peuters en
kleuters op het grasveld van de Grote Zwarte Woef.
Met de BBQ wil het niet meer zo vlotten. We gaan we maar
eens voor zitten. Wij zitten droog, ten slotte. Er is (naast het dreigende
onweer) nog een reden te noemen voor het zieltogen van de BBQ-avond: de
Vuurmeester. Bij een BBQ is altijd een Vuurmeester. Dat heeft niks met de
Avatar te maken, maar met een man – meestal is het een man, een onduidelijke oom
of zo – die de Zware Taak op zich heeft genomen om Het Vuur Flink Te Laten
Branden. De Vuurmeester is/vind zichzelf Belangrijk. Hij heeft een belangrijke
snor en drankoogjes – en opeens zie ik het! De Vuurmeester is de
alcoholistische achterneef van de bewoners – in het dagelijks leven Saufen
Stephan geheten. Kan niet missen! (Achteraf realiseer ik me, dat het best slim
is om juist hem achter de BBQ te zetten. Maak hem Vuurmeester en hij is de rest
van de middag onschadelijk! Dan is ‘ie de hele middag gewichtig. Dan doet hij
ertoe. Dan is hij belangrijk. Dan
loopt ‘ie niet de hele dag misselijke moppen te vertellen, waar zelfs de Grote
Zwarte Woef nier meer om kan lachen. Dan kan hij loslopende meiden niet meer in
de kont knijpen. Zuipneef Saufen Stephan als Vuurmeester? Geniaal!)
Zuipneef zit op een krakkemikkig plastic stoeltje (“Ach, ik heb niet veel nodig ...”) dat zijn gewicht maar net
houdt. Naast hem staat speciaal voor
de Vuurmeester een kratje lokaal pils en een fles Obstler, fruitjenever zeg maar. Van alle noodzakelijkheden voorzien
is hij niet meer van plan om uit zijn stoel te komen om wat dan ook te doen. Zo
zijn Vuurmannen niet. Ze zijn namelijk ... Vuurmannen!
Ik heb nog even een fijn flesje rood uit de keuken gepakt,
want het begint zo zachtjes aan echt leuk te worden. De gestaag vallende regen
houdt de BBQ kleinvlammig. Maar nu slaan grote steekvlammen de BBQ uit, omdat Saufen
Stephan er vanuit zijn plastic stoel met zijn mond Obstler in heeft gespogen. De helft van de jenever ging er naast
maar vatte wel vlam, zodat zijn plastic stoel, een tafelkleedje van de zelfde
geaardheid en de staart van de Grote Zwarte Woef in de fik vloog. De
Vuurmeester gaat er nu toch maar bij staan en wappert fanatiek maar
ongecontroleerd met een krantje in het rond. Nu slaan de vlammen nog hoger uit.
Een mooi gezicht, iedere keer weer!
Ineens rent hij de keuken (?) in. Het is niet goed te zien,
de hele familie staat er omheen te blèren, maar ik denk te mogen concluderen
dat zijn wenkbrauwen in de hens waren gevlogen. Kort maar hevig. Woesj! Een poosje later is het vuur van de BBQ weer onder controle. De
vlammen zijn verdwenen. Met veel misbaar en gevoel voor theater
legt de Vuurmeester, met een verband om de kop, het Eerste Vlees op de BBQ. En ie–der–een komt kijken. Ja, zo’n
Vuurmeester kan wat!
Het zeikt nu werkelijk van de
regen. Wij zitten nog steeds droog op het balkon, aantekeningenboekje op
schoot, een nieuw flesje rood, Franse kaasjes en een sigaar erbij ... De BBQ
werd zonet door de Vuurmeester de droogte in gesleept en onder zo’n afdak voor
auto’s neergezet. Carport. Precies.
Ook de man die we slechts voor de helft konden zien in de elektrische rolstoel,
wordt meedogenloos onder het afdak neergezet. Hij sputtert nog wat tegen, maar
het helpt hem niets.
Er staan en zitten nu zeker vijftien mensen onder een
afdakje op een stukje vloer van misschien vijf vierkante meter. De ene helft
van deze ruimte wordt door Saufen Stephan persoonlijk, zijn stoel en zijn BBQ
in beslag genomen. De overige ruimte is voor de man in de rolstoel. Verder staan
er drie slecht geparkeerde auto’s onder het afdak en nog zeker acht kinderen,
volwassenen en de Grote Zwarte Woef. Als die sukkels nou die auto’s er eens uit
zouden rijden ...
Het leven op het balkon in Gerlos
wordt steeds aangenamer. Vanaf ons balkon kun je zonder hulpmiddelen het huis
inkijken. De ramen zijn zo groot en overal aanwezig, dat we denken dat de
bewoner ook de architect is, want wie gaat er in godsnaam vrijwillig in zo’n
akelige etalage wonen, wie zou zo’n aquarium willen kopen? Je kunt dus het huis
inkijken, in meerdere kamers zelfs.
Er komt nu een dikke zwarte walm van de BBQ af, die langzaam
maar onverbiddelijk het huis trekt. De flat
screen aan de muur, waarop MTV Oostenrijk dag en nacht programma’s over
jodelen en het opmaken van bakken met geraniums uitzendt, is nu voor het eerst aan
ons zicht onttrokken. Het vlees op de BBQ heeft veel weg van ná een
Hindoestaanse ceremoniële lijkverbranding. De familieleden staan rouwend om de
vuurstapel heen. De Vuurman neemt verongelijkt nog een biertje–hij kent d’r niks an doen!
De wijn is weer op. Ben zo terug.
E houdt de boel in de gaten.
Er is grote paniek uitgebroken. De man in de rolstoel botst
tegen iedereen aan. Ik weet niet waar hij last van heeft, maar zou hij ook
blind zijn? Daar rost hij de BBQ omver! Geweldig! Er gaan jaren voorbij dat we
dit niet meemaken! Slokje, sigaartje erbij ...
Iemand heeft de brandweer gebeld en die komt ta–tu–ta–tu tegen het bergpad opgereden.
De brandweerwagen haalt de bocht niet en komt muurvast te zitten tussen het
huis links op de hoek en de muur van de tuin van het tegenoverliggende huis. Metaal
beschadigd, verf eraf, commandant over de rooie. Waarschijnlijk is de knop om
de ta–tu–ta–tu aan en uit te zetten
ook gesneuveld, want het ding blijft maar doorblèren. Ambulance en politie
komen achter de brandweerwagen stil te staan. Het is mooi dat we zo cool blijven!
Een flesje rood verder mag het
pand als zijn verloren worden beschouwd. De stortregen heeft de taak van de
brandweer overgenomen, maar doet dit erg amateuristisch. Het schiet niet op.
Geamuseerd aanschouwen we het drama op straat. De man in de rolstoel is
verdwenen, Grote Zwarte Woef staat twee huizen verderop te blaffen, zijn staart
reeds lang geleden door de regen gedoofd. En Saufen Stephan? Ach, weet ik veel.
Van E moet ik nu toch echt van de wijn afblijven. Scrabble: M–278|E–289|11 || M–323|E–219|104
HoppHopp!
Om een uur of 12 zijn we dan toch wakker. De wijn, het
spektakel voor de deur, de ta–tu–ta–tu’s
van de verschillende hulpdiensten die pas diep in de nacht werd uitgezet ...
Slopend!
We hadden voor vandaag een stoere boswandeling gepland, vanuit
Krimml (da’s geen spelfout), maar als ik zo mijn benen voel, kom ik de trap
niet eens af. En we besluiten niks te doen.Nou ja, een beetje rondrijden.Kijken waar de wandeling zou zijn begonnen als we ... U begrijpt me wel.
We zien de beek die weer een
nietsontziende, woeste bergstroom was geworden door de plensbuien. In de Ibiza,
die nooit last heeft van vermoeide banden, trekken we over de Gerlospas, die op
ruim 1,6 km hoogte ligt. Prachtige uitzichten die me aan Groningen doen denken.
We stappen zelfs uit om ons tussen twee busladingen toeristen
te verbergen om onopvallend rond te kunnen kijken. Links staat een tentje waar
ze koffie en prullaria verkopen en rechts kijken we het dal in. We beginnen helemaal
rechts en zien enorm hoge (zeker wanneer Groningen je referentiekader is) bergtoppen,
die over het algemeen hoger zijn dan 2,5 km; de watervallen (dom woord: alsof
water er ooit in zal trappen!) van Krimml (geen spelfout) en doorkijkjes tussen
de bergen door. Er zijn in Tirol meer dan 300 toppen die hoger zijn dan 3 km!
Vandaar de naam!
Het lijkt hier nogal op de Schotse hooglanden, al zijn daar
de doorkijkjes meer op zeeniveau en zijn er de bergen woester en nog natter.
Verder lopen in zowel Schotland als Oostenrijk de koeien ongegeneerd over alle
wegen heen. Soms moet je als automobilist zwaar in de ho-ijzers omdat er een
koe midden op de weg staat te grazen. “Groningen,” zegt u?
We zijn niet zo lang tussen de toeristen op de uitkijkpost
blijven staan. Uit de koffietent komt namelijk de meest vreselijke
jammerhoutorkestenmuziek die je je kunt voorstellen, maar dan nog een stuk
erger. Weldenkende mensen, zoals met name en onder andere wijzelf, poetsen onder
deze omstandigheden de plaat zodra dat maar even mogelijk is.
De kleuren van Mittersill
Het is weer een graad of dertig.
We rijden door Mittersill, in vergelijking met Gerlos en echte woonplaats. Daar
vinden we een espressodrenkplaats en een gebakje voor E.
Onder het slurpen en smakken kijken we onze ogen uit naar
naar het schilderwerk op de huizen: lafgeel (met wit), hardgeel (met wit),
vanille-ijsgeel (met rare vlekken, alsof iemand zijn zakdoek boven het ijs heft
uitgeklopt. Stracciatella zullen we maar zeggen: vanilla-ijs–met–stracciatella–geel
dus), viesgroen (met wit), donkergroen (met wit), lichtgroen (met wit),
zachtrood (met wit), donkerrood (met
wit), en allerlei niet nader te omschrijven tinten roze (met wit.) Richtig
toll! Onderweg komen we de meest rare plaatsnamen tegen: Uttendorf, Piesendorf;
een smerig buurtje, je wilt het niet weten!
De sfeer in Zell am Bahn
Uiteindelijk komen we aan in Zell am See. Zell aan het meer! Hier vindt het echte leven plaats,
hier gebeurt het allemaal! Nee dus, hier ook al niet. München, maar dan kleiner. Een
toeristisch plaatsje dat aan een meer ligt. Dat is het wel. Nu we er toch zijn,
proberen we bij het meer te komen. We merken dat het meer wordt afgesloten door
kilometers spoorrails en een station. Zell
am Bahn zou een veel beter naam zijn geweest.
|
Zell am See, van de officiële site geplukt. |
|
|
In het centrum staat een mooie oude kerk, gewijd aan Hippolytus
(ca. 175–235), tegen-bisschop van onder andere Urbanus I van Bovenkerk (ca. 222–
ca. 230.) Deze kerk is niet zo afzichtelijk als dat ding in München, maar is
een hele ruwe kerk, vrijwel zonder tierelantijnen en met een oude kern,
waarschijnlijk wel meer dan 1.000 jaar oud. Vroeger werd eerst voor een kleine
gemeenschap een kleine kerk gebouwd. De priesters en bisschoppen waren destijds
in de eerste plaats krijgsheren. Een kerk was eerder een fort dan een kerk.
Toen in de 16e eeuw de tijden veiliger werden en de bevolkingsaantallen en de
bekeerlingen toenamen, werd er een grotere kerk op en rond de oude kerk gebouwd
om de mensen te herbergen, enzovoorts, enzoverder. Deze uitbouw is van ca.
1550.
Vermoeide banden van het geslenter
– we gaan er even bij zitten. Zell am
Bahn heft wel iets weg van Genève en het meer van Genève, alleen veel
kleiner, en anders: in Genève loopt het spoor op een beduidend andere plek.
Dit soort steden trekt veel mensen aan met veel geld maar
zonder enige klasse of smaak. Kunnen ze lekker stoer met hun krankzinnige
jachten en speedbootjes over het meer
jakkeren, gestoken in kolderieke matrozenhansopjes.
Terwijl we op het bankje een beetje zitten te niksen, komt
er een illustratie van bovenstaande stelling aangestoomd: een fregat van wel 150
kilo, met in haar kielzog (waarschijnlijk) haar mannetje. Zij heeft zo te zien
zichzelf opgemaakt en dat moet de hele dag hebben geduurd: van alles is te veel
aangebracht. Teveel rouge, teveel mascara, te veel – hoe heet die zooi? Haar
gepermanente haar is blauw van de peroxide, de kleding die ze draagt zijn
gemaakt bij De Waard, de tentenfabriek in Volendam. De kleur en het patroon van
het weefsel hebben het ook net niet. Lichtroze bloemseltjes, roosjes, strikjes
en een broek met een kleur van groene diarree.
Haar man is een schriel kippetje in een roze overhemd, zijn
lichtbruine broek is te ver opgetrokken, ruitjessokken in zijn sandalen. Een mannetjes
dat waarschijnlijk uit angst een paar passen achter zijn vrouw aan dribbelt. In
zijn handen een lullig “Douglas” tasje, met daarin waardevolle spulletjes die
zijn vrouw nog aantrekkelijke moeten maken. Zij klets maar door in een accent
dat ik herken noch begrijp. Het mannetje flehmt steeds: “Jawohl Liebchen. Gut, Liebchen. Naturlich, Liebchen” en sukkelt
verder met zijn onnozele tasje.
*Zucht.*
Op een terras, achter een biertje,
zien we dat de lucht weer betrekt en onderweg belanden we weer in een stortbui.
Bij Piesendorf was het helemaal erg. Maar dat is logisch. Scrabble: M–235|E–237|2 || M–301|E–254|45
Wandeling
Vandaag was het echt de tijd geworden voor een fikse
wandeling. E had uren en uren achter kaarten en mappen gezeten en was tenslotte
met route 6 op de proppen gekomen. De Twee Zeeën Rondwandeling van een
kilometer of 11. De rondwandeling is letterlijk, een wandeling rond twee meren.
Het beekje voor de deur de vormt overloop van een flink stuwmeer, wat het
eigenlijk is.
Het eerste deel was koud. We liepen aan de schaduwkant in de
wind onder de bomen door. We waren blij dat we extra shirts hadden meegenomen.
Onderweg gebeurde niet veel, weinig zaken die in het oog sprongen. Okay, op een
paar dingen na, dan: (1.) De mensen, (2.) De klauterkoe.
(1.) Observaties
Om bij (1.) te beginnen een paar
mensen–observaties: hoe meer stokken, des te trager de wandelaar. Ik heb geen
stok om mee te lopen. Niemand houdt mij bij, ook E niet, want die heeft een
stok om mee te lopen. Onderweg zagen we wandelaars met soms wel drie of vier
stokken. Joost mag weten waarom. Ik heb het hem gevraagd en hij wist het ook
niet.
We kwamen één oud wijffie tegen met twee stokken, een enorme
rugtas, twee oude en afzichtelijke wandelschoenen (aan elke voet een, dat dan
weer wel) een bijpassende halve broek en lange kousen met ruitjes, die met een
brede grijns tegen alweer een berg op liep. Zij was leuk, een getraind oudje,
dat kon je zien aan haar manier van lopen. En, niet onbelangrijk: ze had er de
grootste lol in.
“Heidi & Peter” liepen er ook
rond. Dat is van een liedje uit de j’70 of zo. De tekst? Komt’ ie: Ich bin die
kleine Heidie ie ie ie | Da unten in das Tal | Gibt es auch ein Peterchen | jo
de lo de lo de lo de loo oo
Refrein: jo de lo de lo de lo de lo hie tie | jo de
lo de lo de lo de loo oo | jo de lo de lo de lo de lo hie tie | jo de lo de lo
de lo de loo oo Geniaal. Wie
zegt dat er in Oostenrijk geen cultuur meer is? Heidi & Peter dus. Hun
gehele outfit was regelrecht uit een fashion shop getrokken. Daarmee stapten
zij trots over ’s Heeren paden, fototoestel gereed om mooie plaatjes (van
zichzelf in hun nieuwe hansopjes) te kunnen schieten. Een wandeling die was
uitgerekend op zo’n drie uur, maar ze hadden geen slok water bij zich.
Bij een bierdrenkplaats troffen we
een groepje Hollanders. Dat zie je zo, dat hoor je zo. Ergens uut het Oost’n
dit keer, Hengelo-o-o-o-o of zo-o-o-o-o. De vrouwen waren dik, ze droegen kleding
waaruit een argeloze moest concluderen dat ze d’Aardkloot al drie keer
omwandeld hadden. Dat spreekt elkaar stevig tegen. De mannen waren mager en
grijs en hadden nergens zin in. Ja, op hun reet zitten en halve liters
wegtikken. De vrouwen waren beurtelings bezig met het schieten van
vakantiekiekjes. Kunnen ze de buren en de rest van de wereld tonen waar ze al
niet geweest waren. Om de beurt maakten ze hetzelfde kiekje van de zelfde ongeïnteresseerde kerel met een lege halve liter voor de neus. Hij moest even
zo zitten en even zo - “Lach nou toch eens een beetje, ja zo, is dat nou zo
moeilijk? Zo ... deze is voor het album!”
Omgeven door prachtige natuur, hoge bergen, helder blauwe
lucht, wolkje hier, wolkje daar en over al grote dennenbossen – maken ze foto’s
van elkaar op een plastic terras van een veredelde skihut. Degene die de foto
maakt, hoeft niet op de foto. Het feit dat je ergens een foto maakt, bewijst op
zich al dat ze er zijn geweest. De natuur, de omgeving – daar maken ze geen foto’s
van. Die mensen zijn helemaal niet interessant.
(2.) De klauterkoe
Aan alle kanten van het stuwmeer
waar we omheen liepen, liepen de koeien los rond. Hier en daar een wildrooster
om de koeien binnen een bepaald veld te houden (!) Maar soms verbaast de koe de
mensheid en mij in het bijzonder: ik heb koeien gezien die tegen een stijle
weide (steile wijde?) omhoog klauterden om helemaal gestrekt op de achterpoten
te kunnen grazen. Koeien die tegen bergen op klauterden!
Zeg mij: waar moet het heen met de wereld?
Een stukje verder kwamen we een roedel geiten tegen. Ik nam
de gelegenheid te baat om ze eens goed met de koeien van daarnet te
vergelijken. Ik kan u melden: de overeenkomsten zijn verbijsterend! (1.) De kleur is bijna identiek; (2.) Ze lopen tegen
bergen op; (3.) Ze hebben hoorns (“hoorns”, “horens” of “hoornen”? “Doorns”,
“dorens” of “doornen”? Ik weet dat soort dingen niet.); (4.) Ze zijn
rechthoekig met op iedere hoek een poot; (5.) Ze zijn verantwoordelijk voor
kaas; (6.) De mannetjes heten Johann en de vrouwtjes Maria. Daarom brom ik u:
de klauterkoe is de biologische voorloper van de berggeit! Scrabble: M-253|E-258|5 || M-292|E-346|54
Niks
We waren van plan om naar Italië te gaan, naar Bolzano. Maar
dat bleek heen-en-terug ruim 600 kilometer te zijn. Dus werden we langzaam wakker, langzaam als iemand met vier
stokken en hebben daarna een stevige omgevinswandeling gemaakt. Het ging
anders: we hadden een wandeling van ca. 45 minuten op het programma staan. We
vertrokken even over half twaalf en waren om drie uur ’s middags weer terug.
*Zucht*
Scrabble: M-250|E-187|63 |
Niks #
We zijn in Mayrhofen geweest en E heeft er erg lekkere
goulashsoep gegeten. Interessant. We hebben wat rondgewandeld. Fascinerend. Scrabble: M-335|E-266|74
’s Avonds hebben we ingepakt,
omdat we
Onderweg
weer verder gingen, in noordoostelijke richting. Simonswald
was de bestemming. Dat ligt op 17 kilometer van Freiburg, waar S vandaan komt.
Onderweg naar Simonswald zijn we recht door Oostenrijk gereden, de A12 via
Landeck en pas aan de noordkant van Zwitserland zijn we Duitsland in gereden.
Kijk maar na in de atlas: ruim 500 kilometer.
Soms kwamen we in streken die zo vreselijk afgelegen lagen –
je moet er niet aan denken dat je daar zou wonen! Je woont in een klein,
afgelegen dal, helemaal omringd door bergen die je niet zomaar even kunt
over wandelen. Veel te hoog.
In dit gebied zijn ook veel tunnels, en niet van die lullige
tunnels. We zijn door tunnels gereden met een lengte van vijf, zes kilometer.
We zijn er door een gereden die meer dan 14 kilometer lang was. Er zijn nieuwe
en oude tunnels, dûh, dat kun je merken aan de uitlaatgassen die blijven hangen,
of niet. In nieuwe tunnels is een doorblaassysteem aangelegd, die de oude
tunnels dus nog niet hebben. Oude tunnels herken je daardoor aan de
motorrijders, de vroegere bikers: ze komen groen en geel de tunnel uit,
kokhalzend van ellende. Soms halen ze door de rookvergiftiging het einde van de
tunnel niet eens. Harde jongens, die bikers.
Lindau in de gloria
We zijn ook even Lindau ingegaan. Lindau ligt aan de
Bodensee, het grensmeer tussen Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk. De oude
kern van Lindau ligt op een eiland – dat was vroeger goed verdedigbaar. Dus
zijn we het eiland opgegaan, want dat was nog heel. Er was leuk middeleeuws
stratenplan. Zonder enig plan overigens; alle straten lopen schots en scheef
door elkaar. Als je vroeger een leuk plekje trof om een huis neer te zetten,
deed je dat gewoon, ook al blokkeerde je de straat ermee. Geen hond die zich
ermee bemoeide. Daardoor ontstonden er allerlei kronkels, pitten en deuken in de
middeleeuwse wegen die nog steeds niet weg zijn. Amersfoort is een goed
voorbeeld. Loop je een stukje “rechtdoor” – BAF! Loop je tegen een een midden
op de weg geparkeerd huis aan.
|
Lindau, foto van de officiële site geplukt |
Tussen het eiland en het vasteland ligt ... ? Een brug!
Choetzo! Toen we over de brug liepen, zagen we iets ontroerends: een tomaatrode
F50 watertrapfietsferrari. Cool!
Uiteraard hebben we ook in Lindau een kerk bezocht. Die
kerken hier zijn niets bijzonders. Hier zijn in de 16e eeuw heel
veel fanatieke protestanten geweest, die alle interieur uit de kerken hebben
gesloopt, katholieke kerken werden verwoest, alle kunst eruit geramd, kerken
afgebrand ... Vandaar dat je hier hoofdzakelijk kale protestantse kerken ziet.
Tegenover de kerk staat er werkelijk afzichtelijk gebouw;
veruit het afzichtelijkste gebouw van Europa. De afzichtelijkheid verslaat met
die van de ui-zonder-winterpeen-kerk in München ruimschoots. Het gemeentehuis.
Ergens in de 16e eeuw gebouwd en helemaal volgehangen met fleurige bloemseltjes, gekleurde popseltjes, krulseljes en tierelantijntjes!
Het hele gebouw leek op die mevrouw in Zell am Bahn! Yuckieduck, wat erg!
Hiervan moesten we gewoon een foto maken!
Maar aan de andere kant vonden we een terrasje zo groot als
een postzegel aan een rustig stuk van een winkelstraat. Daar was een
wonderlijke ober aan het werk die ons van Eistee
dan wel Bitburger Pils voorzag. Nu
even serieus: Bitburger is het beste pils ter wereld. Mijn hele dag was gered,
het spuuglelijke gebouw aan het plein tegenover de kerk was helemaal vergeten.
Simonswald
In de middag, om een uur of half
die gingen we verder richting Freiburg. Om ongeveer zes uur ’s avonds kwamen we
aan in Simonswald. Simonswald. Een kerk, 27 huizen, een paar eetgelegenheden en
een bakker. Das war ’s. En een camping. We zijn verhuisd van een nogal ruim
appartement in Gerlos naar een stacaravan op een camping in Simonswald. Tien
meter lang – we moesten even wennen. Er zit wel een voortent aan met een flinke
vlonder.
We staan op een helling. Dat betekent dat we iedere keer nat
van het zweet en buiten adem bij de caravan aan. Dilemma: moeten we vaak weinig
boodschappen doen, of soms veel?
Net als in Gerlos staat het hier vol met Nederlanders. Elk
in de eigen sleurhut. Ik verwacht dat de meesten voor aankomende maandag voor
een groot deel verdwenen zullen zijn. Dan moeten ze weer werken.
Sleurhuttenfeest?
Bij deze en op deze plek stel ik een nieuwe feestdag voor:
Het sleurhuttenfeest. Op de joodse kalender heb je rond Pasen het
Loofhuttenfeest. Het sleurhuttenfeest vindt dan plaats op de dag dat de
Nederlander zijn hut de bergen in sleurt. (Ik had vroegen een collega die van
achter Hutjes heette. Als hij iets in zijn eigen ogen goed had gedaan, liep hij
door de zaak en riep hij “Loof Hutjes! Loof Hutjes.”)
In het dorp, om de hoek achter de
brug, hebben we heerlijk gegeten. En de porties waren groot! We konden geen van
beiden onze prak op. De mensen hier hebben een heel apert accent. Heel zacht, zeker
niet zo scherep als Oostenrijks: “Möchten Sie nog was?” (Wilt u nog iets?)
klinkt daar ongeveer als [Muggten Ssie nogg wass?] Hier klinkt het als
[Möshjtensjhnogwashj?] Een aantwoord als illustratie: “Ein Bierchen könnte ich
gut gebrauchen/een bierje zou ik goed kunnen gebruiken.” Lokaal wordt dat
ongeveer: “Ne Bierle könnd’ishj ghoet ghebraushje.”
Dat komt: hier woonden vroegen de Alemannen, een Germaanse
stam. Alemännisch is de grondtaal, de substraattaal van de bevolking gebleven.
Niet dat ze nog Alemännisch spreken, maar de sporen van de grondtaal zitten nog
steeds in hun hedendaagse Duits.
De Bourgondiërs die aan de andere kant van de grens in het
huidige Frankrijk woonden, keken over de grens en troffen daar de Alemannen
aan. Vervolgens is “Alemagne” de Franse naam voor geheel Duitsland geworden.
Het is opvallend, dat wanneer mensen uit deze streek Frans spreken, ze dat qua
accent onwaarschijnlijk goed doen. Het klinkt al heel snel naar origineel
Frans, in tegenstelling tot onze tongval, die in het gehele buitenland op de
lachspieren werkt, of het nou Duits is, Frans of ... De Fransen van over de
grens spreken een heel natuurlijk Duits.
Wat kunnen we over het dorp
zeggen? Het ligt in een dal zoals eerder beschreven. Het is hier wat armoediger
dan in Oostenrijk, maar de mensen zijn minder steng. Of komt dat door hun
accent? In dit gat zitten drie echt grote horeca gelegenheden. We concluderen dat
veel sociale contacten in dit dorp via deze restaurants en café’s lopen. Als je
er ’s avonds zit te eten, komt de burgemeester bij je aan tafel zitten. Zo’n
dorp is het. Simonswald zit minder in de verf dan bijvoorbeeld Mittersill of
Innsbrück – en da’s maar goed ook, als je even terugdenkt aan al die laffe
kleurtjes op de muren daar. Het schilderwerk hier is zo te zien door Saufen Stephan
gedaan.
Ghoete Nashjt!
Nu volgt een reconstructie van een
nachtelijk drama. Niet dat de slaapruimte te klein was ofzo, nee, er was een
dingetje in de kledingkast dat pokkenherrie produceerde. Niet echt harde
pokkenherrie, maar in de nacht klinkt de kleinste scheet als een donderslag.
Oordopjes hielpen niet. Vervolgens zijn we de halve nacht bezig geweest met het
bestrijden van de herrie. Uiteindelijk is dat ook aardig gelukt – niet helemaal
dus.
|
Reinhardt Mey |
Ziehier de modus operandi, ook voor toekomstig gebruik: (1.)
We vonden uit dat er een plastic kastje om het electriciteitsding in de kleding
last heen moest. Dat kastje lag ernaast. Okay. (2.) We hebben het kastje er
tegenaan gespuugd, maar alleen wanneer E het kastje op een bepaald punt stevig
aandrukte, was de herrie weg. (3.) Daarom hebben we een bontbeschilderd
eierdopje uit de kast gehaald, één van stevig aardewerk, en dat onder het
kastje geduwd. Het dopje was net te klein. (4.) Toen heb ik een keukenmes
scheef onder het dopje doorgestoken. En verdomd: de herrie was weg! Weliswaar
niet écht helemaal, maar je hoorde bijna niets meer. E is erg gevoelig voor
geluid, maar ze sliep al snel. Ze snurkte als een olifant, iets waarvan ik
doorgaans de schuld krijg. Dus heb ik wakker gelegen en sliep pas in toen het
vroeg in de ochtend was.
Ochtendvee en Mozart
We werden gewekt door het geloei
van een koe. Deze koeien zijn niet doof. Hoewel: deze koe misschien wel, want
het vermoeden rijst dat hij nog nooit een andere koe heeft horen loeien en dat
hij daar op z’n veldje maar een eindje voor zich uit staat te klooien. De hele
dag staat hij in de hoek van een grasveld de buurt bij elkaar te blèren! En
waarom?
Een flinke groep Nederlanders is inderdaad verdwenen, maar
eigenlijk denk ik, dat er nog wel een stel deze kant op komen vannacht. Zou er
een relatie zijn?
Schuin voor ons de toiletgroep met douche. De ANWB ligt hier
op de loer, dus het is allemaal goed verzorgd. Toen we in Rome op een camping
stonden, hoorden we in de “toiletgroep met douche” onder het toiletteren
permanent Vivaldi en Mozart door de luidspeakers knallen. Hier staat een lokale
radiozender op, die ons constant op de hoogte houdt van weer en verkeer.
Tussendoor doet men volksmuziek zoals die ook in Oostenrijk te beluisteren viel
bij het uitzichtpunt. Dan zit je in Rome toch wel even anders, kan ik u melden.
Blaaskapel
Het weer is omgeslagen. Ik heb
geen idee hoe het bij jullie is, maar hier is het vannacht gaan regenen. De
temperatuur is gekelderd van een graad of 30 in Oostenrijk en Lindau, naar iets
veel kouders. Op maandag wordt er weer een verbetering verwacht. Gelukkig is
het hier water dicht – in tegenstelling tot de tent in Rome.
In het dorp hangen overal aankondigingen voor het
openluchtoptreden van de locale St. Caecilia. Dat valt ze dus tegen. Het zeikt
van de regen, we zitten drogg in de caravan, maar als we goed luisteren horen
we treurzame klanken van allerlei blaasinstrumenten vanuit het dorp door de
bossen janken. We herkennen de waldhorn.
En dat is het wel. Het geluid van de waldhorn lijkt een beetje op dat van een
koe. Een koe met eindpunt: slager in zicht; een koe die het niet meer ziet zitten;
een koe die zich realiseert dat het zonder wiskunde II ook wel had gekund. Die
waldhorn is natuurlijk een vaderfiguur voor de koe die op het veldje naast ons
(voor dag en voor dauw, bij nacht en bij ontij, come rain, come shine) de
katten de gordijnen staat de loeien! En nu je er toch over begint: bij de
eerste noten van het blaasorkest slaat de koe aan! Verwante geesten,
natuurlijk. Verder hoop ik met grote
hopen dan de componist van het stuk dat de blaaskapel speelde, óf in een ver
buitenland woont, óf wegens ziekte niet bij de uitvoering aanwezig had kunnen zijn,
óf gewoon dood is.
Eigen huis en tuin
E heeft een structurele verbetering
aangebracht in de constructie eierdop + mes: eierdopje + theelepeltje. Nu horen
we niets meer van de herrie! Erg fijn, want in een caravan slaap je net als in
een tent overigens, eigenlijk in de buitenlucht. Dat is op zich goed voor je
nachtrust en nachten van 10 tot 12 uur zijn geen uitzondering. Eens, in vroeger
tijden, waren we op de Dordogne op riviertocht met een flinke opblaasboot. We
hebben het daar meegemaakt, dat we om 21:00 gingen slapen – donker is donker – en
we pas de volgende ochtend om 15:00 weer wakker werden. Scrabble: M-207|E-215|8 || M-340|E-364|24
Im Walde beim Wasser
Is een heel aardig stadje, met een kerk uit 1410 en een
plein eromheen dat uit die tijd bewaard is gebleven. Vergeet hierbij niet, dat
de geallieerden op het einde van WO II bijna heel Duitsland hebben plat gegooid.
Er staan mooie oude statige koopmanshuizen rond het plein, waaronder de
Korenbeurs uit 1339. Daar zit een kroeg in, tegenwoordig! De huizen zijn er
geschilderd als in Mittersill, maar om de een of andere reden is het beter te
verdragen dan daar.
Om 14:30 zijn we richting Triberg gereden. Triberg,
natuurlijk. Een stadje dat een kilometer of 40 van Simonswald vandaan ligt. Er
lopen maar een paar begaanbare autowegen door de bergen en dalen. En ook als je
naar Freiburg of Triberg wil rijden, ben je gedwongen via die paar wegen te
rijden, hoe “om” die ook mag zijn.
Triberg bevat de hoogste watervallen van Duitsland. Alsof water
er ooit in zal trappen. De watervallen bleken zich aan de rand van het stadje te
bevinden en wonder boven wonder reden we in een keer goed! We namen eerst een
biertje/iets anders. Fürstenberg, goed spul.
Daarna togen we richting watervallen. Dapper, al te dapper,
want het pad was a-ke-lig stijl. Stel je je het dak van het huis voor, en dan 2
kilometer omlaag. Daarna weer omhoog ... Shit. We aanschouwden mensen die van
beneden naar boven kwamen klauteren. Ze waren meer dood dan levend, al weten we
niet in welke staat ze verkeerden toen ze afdaalden. Dus hebben we eieren voor
ons geld gekozen en zijn we na honderd meter voorover vallen weer terug omhoog
geklommen. We hebben wat foto’s gemaakt en een ansicht van de Grootste
Watervallen van Duitsland (de urinestraal van een hoogbejaarde, inderdaad)
gekocht. Mooi geweest. Hops naar huis.
Eten
Weet je dat je hier vreselijk
lekker kunt eten? We zijn vanavond voor de 2e keer naar een
restaurantje geweest, hetzelfde als met de burgemeester op het terras. De
eerste keer konden we de prak niet op, er was geen doorkomen aan, zoveel was
het. Maar de Mensch leert en hadden
we ditmaal geen soep genomen en slechts een kleine salada. Flesje lokaal rood
erbij ... heerlijk! Toen we op zondagavond aankwamen om een uur of zes, was de
tent afgeladen vol. ’t Was dat er mensen weggingen, anders waren we ruig
verhongerd! Nou ja – we hadden buiten tussen de paffers kunnen eten ...
|
Miesbach, Beieren |
Als we hier nog eens terugkomen, gaan we nog eens in de Krone-Post eten ... hoewel ... In de
zomer van 1978 waren we op weg naar Italië. We aten en sliepen in een stadje
waar we al eerder langsreden, Miesbach, vlakbij Tegernsee. En dat eten, man dat
was lekker, leuke sfeer ook in die tent. Zestien jaar later kwamen we er weer
terug, speciaal omgereden in verband met het eten en de sfeer. Jammer maar
helaas. De tent was waarschijnlijk overgenomen en de oobster was een klein,
oud, doof wijffie. Probeerde je wat te bestellen, riep ze loeihard BITTE! De sfeer was gereduceerd tot
formica en leegte.
Dus of het nou zo verstandig om naar Post-Krone terug te
gaan? Merkwaarige gebruiken tref je er ook. De kussentjes, bijvoorbeeld. Er
liggen hele stapels lang de muur, van die kussentjes die je op je stoel legt
voor je gaat zitten. Als er nieuwe gasten komen pakken ze een aantal kussentjes
en als ze weer weggaan leggen ze ze weer allemaal keurig terug. Handig systeem
eigenlijk. Zou hier alleen werken als er statiegeld op zat. Scrabble: M–256|E–293|37|| M–215|E–255 |40
Bergwandeling
Het heeft de afgelopen dagen steeds gehoosd, afgelopen nacht
regende het zo hard, dat we dachten dat de Zondvloed voor toekomstig gebruik werd
uitgeprobeerd. Deze ochtend was het frisjes maar droog enook de zon zit er weer
aan te komen. Dit gebied heet naast “Schwarzwald” ook “Breisgau”, een meer
bestuurlijke indeling. Breisgau loopt helemaal tot aan Zwitserland door. Het is
de warmste plek van Duitsland.
Bergwandeling dus. We hadden een bescheiden stuk om te
wandelen uitgekozen, maar de hellingen waren zo flauw, dat we maar zijn
afgeslagen om de Grote Mensen Wandeling te gaan volgen. Moet je nooit doen. We
zijn een kilometer of vijf tegen een berg opgelopen – zonder bankjes om op uit
te rusten. Een hond zo oud als de Toyota (september 1993) blafte ons met zijn
grijze baard (kan niet!) tegemoet. Drie keer blaffen en dan weer in de schaduw
op adem komen.
In de bergen wordt systematisch hout gekapt en bomen
geplant. De bomen worden vaak huizen. Op een bergpad kwamen we een woest beest
van een vrachtwagen tegen, volgeladen met boomstammen van een meter of 20
lengte. Het pad was niet breed, er was een bocht – altijd fijn, want we konden
er niet meer langs. Niet naar links, niet naar rechts en dus zijn we maar in de
korte bocht blijven staan. Ging net goed. Onthoofding lag op de loer, maar met
slim duiken en weer op staan hebben we het gered.
Naturschutz
Het was warm in de bergen. Je liep
je “een rotje te puffen”, zoals E dat meestal pleegt te omschrijven.De wandeling
duurde al met al een uur of drie – want we hadden onderweg uitgebreid op een
terras gezeten.
Men doet hier veel meer dan bij ons aan natuurbescherming en
afvalscheiding. Er zijn heel grote gebieden die worden beschermd, zoals Hohe
Tauern. Als je door Hohe Tauern over de Grossglockner wilt reizen/rijzen, moet
je € 25,= betalen. Niets mis mee, zolang ze het maar voor natuurbehoud
gebruiken en niet voor een oorlog. Het is een gigantisch park, de naam heeft te
maken met een hooggelegen bergpas waar het vee tweemaal per jaar over wordt
gedreven op weg naar vers gras. Het park waar we nu in zitten is zo groot, dat
Nederland er in past komma dus. Scrabble: M–262|E–293|31||M–251|E–252|1
Even in Colmar
Colmar ligt zestig kilometer hier vandaan.Prachtig stadje
met veel vakwerk huizen uit de 16e en 17e eeuw, houten
huizen dus die bestaan uit een houten constructie waar stenen in gemetseld
zijn. Natuurlijk werd de pleister op de muren vermengd met laffe kleurtjes.
Toch: prachtige stad, we moesten er maar
eens gaan kijken.
Toen ik geboren werd, was WO II net voorbij, vijftien jaar.
Da’s niet zo lang. Heel veel Nederlanders hadden toen (en hebben dat nog
steeds) vreselijk de pest aan Duitsers. Toen wij nog in de ark woonden naast de
veiling, was er vlakbij een slager van joodse afkomst. Als hij Duits in zijn
winkel hoorde, pakte hij zijn grootste mes en werden de Duitsers ongeveer de
winkel uitgewerkt. Niet zo vreemd, dus. In dezelfde tijd was er een vette hit
op de radio, “Reisje langs de Rijn”, van Willy & Willeke Alberti. Over hoe
vrolijk het eraan toeging op de Rijn, Rijn, Rijn, ’s avonds in de maneschijn, schijn,
schijn, op de rivier, vier, vier met een lekker potje bier, bier, bier. Het
lied had in verband met de oorlog iets verbodens.
Geld hadden de mensen niet in de tijd dat ik jong was. Uitzonderingen
daargelaten, maar da’s altijd zo. Zeker oudere mensen hadden niks, op vakantie
gaan was er niet bij – ja, twee weken per jaar vrij misschien en dan ging je
een dagje naar het strand, strand, strand. In deze tijd hoorde ook wel eens,
dat je busreizen naar het Zwarte Woud kon maken, of naar Trier – man! Dan was wat! Dat was een avontuur, daar werd
maandenlang naar uitgekeken! Ze zaten een kilometer of 650 in de bus en maakten
een wandeling door het gebied, wijn erbij...
Vergelijk dat eens met onze situatie! Je zit makkelijk 4
weken in Thailand, we reizen dwars door Europa, dat kon je vroeger gewoonweg
vergeten. Ik las net, dat een vliegreis van Batavia (Indonesië) naar Amsterdam
een week kostte! En dan de tijd van de grote theeklippers. De allersnelste
theeklipper, de Cutty Sark (de naam voor een armoedig kleding stuk) deed er
ongeveer 100 dagen over om vanuit China hier te komen. Alleen kapiteins met
gestold ijs in de bloedvaten mochten met die dingen varen, ze hadden een lading
die toen al vele miljoenen waard was. Als je nu internet aanzet ben je binnen een seconde in China.
Wil je morgen in Nieuw Zeeland zijn en het lukt niet? Dan overmorgen.
Morgen
rijden de 650 kilometer terug naar Bovenkerk. Ik hoop dat je het een leuk
verhaaltje vond.
zomer 2008